1V. Flefch gefpoeld, en met verfch Water gevuld
A f d e e l . jS} j-,un ? ZOuder eenig nadeel, met de Handeu
Hoofd overfcheppen kan. ’s Winters kan menze,
s t u k . voor de Koude, io de Kelder zetten, ’t welk
chir.ee/eh hun niet hindert.
Ga« vi/ckje. ^nmérKidtok js de verandering van Kleur in
van Kleur, deeze SchepzeleD. Valentyn hadt aangemerkt,
dat de Mannetjes in de voorite helft van het
Lighaam ,- hoogrood , en in de andere helft
verguld, ja als met Goudzand beftrooid waren:
de Wyfjes grootendeels wit, doch in het ag-
terfte gedeelte zo heerlyk verzilverd , als het
Mannetje verguld is. Men vondt ’er in China
ook, die zwarten wit wären, met Goud en Zilveren
flippen , wordende de Mannetjes derzel-
ven, door de Chineezen, van de Wyfjes daar
in onderfcheiden, dat de laatften by de Oogen
en Neus eenige donkere , de anderen heldere
Vlakken hadden. Onze Zeeuwfche Doktor
heeft dit onderfcheid van Kleur in de Sexe niet
waargenomen; doch zyn Ed. merkt aan, dat
de meeften, een Week o f tien na de Geboorte,
op de Rug eenige Zilveren of wit glinfterende
Vlakjes beginnen te krygen, die, naar maate
dat de Vifchjes ouder worden, in één loopen
en een ftreefp formeeren. Een Jaar oud zynde,
begint ’er, zo hier en daar, een van Kleur te
veranderen, wordende Oranje o f Geelagtig on-
der aan den B uik; welke Kleur zig allengs,
meer en meer, over het Lighaam verfpreidt,
eo glanziger o f Goudgeel wordt. Z y blyven
het
het langfte zwart tuflchen den Kop en de Rugvin,
waar door het Goud des te meer affteekt.
D e meeften krygen hunne fchoone Kleuren op
het tweede jaar hunnes Ouderdoms , zeer wei-
nigen. in het derde, en een groot gedeelte blyft
voor altoos zwart o f bruin, gelykende naar ge*
meene Karper o f Zeelt.
Bovendien is de Kleur van deeze Vifchjes,
in haare Schoonheid, zeer verfchillende. Men
vindt ’e r , (zegt zyn Ed.) die het geheele Lighaam
over, doch inzonderheid tuflchen de Regen
Staartvin, zo gKnfterend Goudgeel zyn , als
een ftuk gepolyfl Goud, ’ t welk nieuw uic een
Goudfmits Winkel komt; anderen zyn blinkend
rood, zelfs tot hoog Oranje toe ; fommigen
bleek Goudgeel, anderen wederom geheel wit
en met een keurlyken Glans van nieuw opge.
maakt Zilver. Eenigen hebben een bonte
Kleur, die uit deeze Goud-geele, o f de roode
en Zilvere, op allerley wyzen famengefteld is,
met Gouden Vlakjes en Streepen. Zyn Ed.
hadt ’er gezien, wien enkel de Kop Goudgeel
en voorts het geheele L y f verzilverd was;
eenigen flegcs met een Zilveren o f Gouden
Staart; vergulde met witte o f Zilveren Vinnen,
en wederom geheel witte met roode Vinnen.
Weinigen hebben hunne Zilverkleur in het eer-
fte jja a r ; in het tweede of derde worden de
meeften, van Goud of rood, wit o f Zilverkleurig
; welke verandering voornaamelyk ge-
fchiedt in *c heetfte van den Zomer.
I.ceel. Vin.stuk Cc 3
IV
A f d e e l .
XLV.
H o o f d s
t u k .
Chinetfck
GaitAvi/hjs,
Ik