St8 B K S C H R Y V I N G VAM
jV.1 „ ftreeken gehouden heeft, daar hy met den
A fdeel. f> Storm was iDgekomen; naar welken de Vis-
XLIV. „ fchers zïg altoos met zekerheid konden rig-
^?ükD’ >, ten : doch hedendaags 1 heeft dit niet meer
„ zo plaats , miflende dikwils. Ook moeten
„ zy thans hun VisWand een vyfde deel naau-
„ wer] maaken; dewyl de Haring » van zulke
„ grootte, in minderjveelheid wordt gevangen.
„ De Viflchery met de Schakels heeft insgelyks
„ zeer afgenomen, na dat het zo algemeen in
„ gebruik is gekomen, de groote Netten met
„ naauwe Zakken te gebruiken.^ Ongelooflyk
„ veel kleine Haringen worden door die fyne,
„ enge Netzakken verflikt en. gaan verlooren.
„ Aan zekere Oevers wordt ook de Haring
„ vermifl, dewyl het Water in de Zee jaarlyks
„ afneemt en vermindert (*). In voorigen tyd
„ heeft men zo wel by Dag als by Nagt ge-
„ v ifch t, doch tegenwoordig vangt men by
Dag zelden ie t s , inzonderheid met Netten.
„ Zo wel de Haring als andere Vifch is , naar
„ den voorigen tyd te rekenen, zeer vermind
e r d . Kabeljaauw heeft men hier'in de
„ Diepte, op harde Steengronden, genoeg be-
I ko-
' A ü
(*) [De Inwooners van Noord-Bothnie hebben waargenomen
, dat het Water der Bodden-Zee in tien Jaaren 4 Duim
cn 5 Lynen , of ieder Eeuw 4 Voetei en S Duimen af-
neemt. L inn. O rat. de Teil. habitab. inertmento. p. 28.
Aan de Weftzyde dier Zee heeft men bevonden , dat de af-
neeming in 168 Jaaren agt Voeten was, en aan de Ooftzyde,
in twintig of ten hoogden vierentwintig Jaaren één Voet»
Zie Stokholmf. Verhard. V. STUK. pag. jï.J
ï,“komen; doch federc eenige Jaaren is dezelve IV.
van niemand gezien, en men zoekt ’er thans Afdeee* 99 m ® xr tv
„ iq ’c geheel niet naar. De Zeehond, die
„ groote fchade doet, en de Viflchery in alle stuk,
„ opzigten verhindert , heeft zig nu , federt
„ eenige Jaaren, ongemeen vermeerderd; de-
„ wyl hy onbevroozen in de grootfte diepte,
,, en op zulk een afftand gelegen heeft, dat de
„ Robbeflagers hem des Winters niet heb-
„ ben kunnen bykomen. De grootfte en
„ fterkfte Viflchery valt in de tyd , wanneer
»> de Haringen nog de Hom en Kuit by zig
„ hebben, ’t welk niet weinig moet doen tot
„ hunne vermindering.
„ De Viflchers hebben hunne Wooningen en Schuiten tn
„ Kookhuizen in de Haven en op andere be-Netten‘
„ kwaame plaatfen , buiten aan den Zeekant
•*, zelfs. Tot eene Boot o f Schuit behooren
,, van drie tot zes groote Tonnen, om in Pe-
„ kei te leggenen te Zouten, bekwaameTon-
t, netjes en Vierendeelen tot het Inpakken:
„ van tvyaalf tot vierentwintig Schakels, van
,, twee Vademen diep , ongevaar twintig Va-
,, demen lang; de Maazen negen o f tien in ’t
„ vierkant, met een enkelen Vlafchdraad opge-
„ bonden. De Haringnetten zyn , aan ieder
„ Arm, van agttien tot vierentwintig of dertig
„ Vademen lang, en hebben, aan den Z a k ,
,, eene diepte van vier tot zes Vademen. De
„ Maazen, daar van, zyn ongevaar van wydte
„ als die der Schakelen, doch de Zak heeft aan
1. Deel. y i i i . Stu k. » het