TV. „ ken hy vervolgens zig in Zee begeeven zou.
A fd e e l . „ Daar in, egcer, heeft hy zeker! yk mis:'want
XXXVI. fchoon wy niet willen ontkennen, dat zulks
s tu x . „ ook in de Rivieren gefchiedep kan; dewyl
i, men midden in Duidchland, ja ook geheel
„ boven in de Ryn , by Bafel , Salm vangt;
,, weet men doch hier, te Lande zeer wel, dat
„ de Salm haar Kuit voornaamelyk by den Uit-
„ loop d<?r Rivieren, ten minde digt daar by ,
„ in brak Water, uidchiet, en wgj op deeze
„ wyze. Z y buigt zig geheel kipm en deekt
„ den Kop in ’t Zand , om te meer kragt te
„ hebben, fpuiceude dus de Kuit door de Na-
„ v e l: daar op köïiat de Hommer, en, andere
„ Viflchen terug houdende, die de Kuit willen
opvreeten,* kromt hy zig op even dezelfde
„ manier, dat de Staart zig naar den Kop toe
„ buigt, om zyneHom op de Kuit uit te ftor-
„ ten. Deeze Hom is niet, gelyk in andere
„ Viflchen, vergaard in een menigte van fyne
„ Buisjes, als van Gedarmte; maar by elkander
„ J n eene Vergaarplaats , die naar de Lever
„ gelykt. In de Kabeljaauw, Haring e,. andere
„ Viflchen, die Hom en Kuit hebben, zal de
„ Voórtteeling, waarfchynlyk, op even de zelf-
„ de o f dergelyke manier gefchieden.”
Dmfterheid De duiderheid omtrent dit Stuk , o f , naa-
Voortïding.meIy k , de Bevrugting der.Eijeren in deWis-
fchen, op gelyke^ manier als in de meede Landdieren
, binnen in het Lighaam, dan, gelyk in
veele Kruipende Dieren, buiten hetzelve , en
yfel
wel o f , gelyk in de Padden en Kikvorfchen, IV;
met onderlinge aanraakihg der Lighaamen, 0f AfdeèI«
zelfs met een Soort van omhelzing door middel ^ OOFDI
van de Vinnen , en wryving der Teeldeelen; ,sfaj£;
óf geheel zonder zodanig iets , op een gantfch
verfchillende wy ze , met befproeijing in ’ t honderd
van de gefchooten Kuit, door het Mannetje,
met zyneHom, zonder byzyn van het
W y fje , gefchiedé: deeze duiderheid , zeg ik,
hebben de naauwkeurigde Waarneemingen der
Hedcndaagfchen riög 'niet kunnen ophelderen.
De een, naamelyk, is , gelyk wy gemeld hebben,
vqor ’t eene; de ander voor ’ t andere G e voelen
(* ). Zelfs zyn ’er, die uitwendige TeeL
decleü in de Salmen meenen gezien te hebben
, daar onze Autheur zulks voldrekt ontkend
heeft in de Viflchen ( f ) . Doch het blykt ,
op meer dan eene plaats, dat hy een Menfch
ware ; inzonderheid in dit Stuk , wanneer hy
verzekerde, da: nergens, in de geheele Natuur,
cenigc Bevrugting gefchiede buiten ’t Lighaam
van de Moeder ( | ). De naauwkeurige Waarneemingen
van den vermaarden Roesel , door
ons bygebragt, toonen zulks (§). Ook vind
ik opmerkelyk dat de Sweedfche Heer Hbllant,
voorgemeld, toen hy omtrent de Waarneemin-
gen van L inn^eus , dat de Wyjjes de Hom [in -
flokken,
(*) Zie ’t voqrg. VII. St u k , bladz. ij , iS.
( ! ) Deftituuntur Pene Vulvave. Syfl. Nats Ed. X. p. 539;
( ! ) ARTEDI, Ichthyol. Part. Pifc. p. zz. ~
v .{§) Zie het VI. Stuk dezer Nat. Hiftorie, bladz.
ïiOEELi VIII-STUK, K 2