XLIV. Hoofd
STUK.
VoorjaïïS
Haring.
S94 B e s c h r y v i n c V A M
„ zenden, langs de geheele Kuft, inzonderheid
,, aan de Baaijen en Uithoeken by een ; wee-
„ tende door Ondervinding, waar de Gronden
,, z y n , daar de Haring zyne Schietpiaats ver-
„ kieft. Men kan , alsdan , menigmaal in de
„ fpatie van een M y l , twee of driehonderd
„ Viffchers Schuiten tellen, die zig aldaar een
„ Maand en langer ophouden , om haare zo-
„ genaamde Zetnetfen te bezorgen; waar van
„ ieder twaalf Vadem lang is en waar van ’er
„ twee by elkander ftaan. Schoon, nu, veele
„ zodanige Netten , ja wel een of anderhalf
honderd, op ééne plaats ftaan, kunnen die
„ nogthans, in weinigb UtireD, dermaate met
,, Haringen bezwaard worden, dat zy fomtyds
„ naar den Grond zinken en met groote moeite
, , moeten worden uitgehaald. Menkrygtiom*
„ wylen,door eene Uitzetting deezer Netten,
„ van vier- tot vyf-duizend groote Haringen,
„ die alle, aan de Kieuwendekzels, in de Maa-
„ zen hangen blyven.
- „ Tegen ’t Voorjaar, o f in de Vaften, komt
,, een kleiner Soort, die men Straale-Süd of
„ Gciate-Sild noemt; welke Haringen op gely-
„ ke manier in uitgezette Netten , die egter
„ digter vanMaazen zyn, o f ook met Sleep-
„ netten gevangen worden. Dit Want , ge-
3, naamd Kajle.Nood, is een anderszins overal
„ gewoon Vifchnet, dat niet uitgezet maar uit-
» geworpen en voortgetrokken wordt. Deeze
„ kleid
e H a r i n -g e «• 293
kleine Haringen gaan verder Landwaards en IV.
’ ’ in de Baaijen, neemende met zig een gedeelte Af° e®l '
„ der voorgemelde groote Haringen; die zig
anders, zonder dit Gezelfchap , niet gaarne stuk,
„ zo ver waagen. Hier in gebeurt het fom.
. tyds, en wel niet zelden, dat iemand zo geluk-
„ kig is,van, in één Werp, veele honderd Ton-
„ nen meer, dan hy bergen kan,te bekomen.
„ ’t Is naauwlyks geloofbaar voor de Buiten-
„ landers, en ik zou het niet durven fchryven,
,, indien ik niet geheel Bergen tot getuige had;
, dat met een eenig Uitwerps-Net , hier in
S„ Smdfiord, zo veele Haringen gevangen zyn ,
„ dat men ’er honderd, (eenigen zeggen hon.
„ derdvyftigO Pinken o f Viffchers. Schuiten,
„ ieder tegen honderd Ton gerekend, mede
, gevuld, en dus ten minfte tienduizend Ton*
„ nen in ééne Trek gekreegen heeft.
,, In ’t laatft van den Zomer en tegen den zomer Ha-
„ Herfft, komt een andere Soort van Haring " ‘‘b*
„ uit Z ee , die men noemt Sommer-Sild o f Zo-
„ mer-Haring , en deeze wordt van de Steu.
„ ren , Bruinviffchen en kleine Walviffchen,
„ onder het Tand gedreeven. Men verdeelcze
„ wederom in kleine en dunne , die Boeren-
„■ Goed genoemd worden, en grootere, die de
,, vetften en dikften en daarom Koopmans Ga-
„ ding zyn. Als deeze laatften, wegens hun-
„ ne veelheid, niet een Etmaal over moeiten
„ leggen blyven, maar onmiddelyk ingezouten
i. deel. vin, sxuit. T 4 „ en