IV. aangemerkt vind , dat op de kleur weinig
A f d e e l . f t aaC te maaken zy , dewyl de Soorten onder
XXXVI. g an d e r voortceelen; zo zie ik ook dat ’er,
*sxuk°" onder de Graauwe Salmen , roode gevonden
worden die men Kalfsvleefch * Salmen noemt,
van de allergrootse Soort, en dat ’er Salm-
Forellen zyn , in Switzerland, die de grootfte
Salmen overtreffen , als zynde 5 0 , ja , zo
fommigen getuigen , wel eens 100 Ponden
zwaar. Ook onderzoek ik niet, o f de kleinere
Salm, aan den gewonnen g e lyk , die in Swee-
den Laxunge geheten wordt, tot deeze Soort
behoore (*) ; zynde maar een Voet lang of
iets groQter. Ik zal flegts te berde brengen,
wat WiLLouGHRY getuigt van den Grey, Gra-
ja o f Graauw-Saim.
}} Deeze komt in grootte naaft aan den Salm,
„ doch verfchilt ’er zeer veel van in Lighaams-
,, Geftalte, als zynde breeder en dikker, over-
„ al met donker Afchgraauwe Vlakken digt
„ befprengd; waar van hy zynen naam heeft.
„ Zyne Staart is aan ’t end gelyk en geenszins
„ gevorkt: het Vleefch lekkerder dan dat van
„ de Salm-ForellcU, ja van den Salm z e l f ;
,, weshalve het ook byna eens zo duur verkogt
, , wordt.
(* ) ‘Te vooren dagt Linn.eus , dat die alleen in Ouderdom
verfchilde van de voorgaande {Faun. Suec. p. m . ) (
thans brengt hy hem tot deeze Sport ’t huis. Volgens GiSLER
Zouden 't meeft Mannetjes zyn," die het laarfté School in ’t
opzwemnien volgen, hebbende een ünailc Kop, een fchraa!
Lyf, met een zeer gefpleeten Staart,
s
wordt. De Graauw-Salm , verfch uit de IV.
” Rivier gehaald , geldt 8, 10 of 12 Stuivers;
„ terwyl een Forel , van gelyke grootte, Hoofd_
„ naauwlyks op 5 Stuivers gefchat wordt. Maar, stuk.
d dewyl deeze, met een wonderbaare fnelheid,
„ uit de Zee in de Rivieren komt, en naar
„ geen Aas ziet, kunnende, door zyne ftèrkte
„ en vlugheid, byna alle beletzelen, die hy
„ ontmoet, met groot geweld en gemakkelyk
ff overfpringen;• vangt men hem zelden, en
„ hy is aan weinigen bekend ; voornaamelyk
„ dewyl hy niet voor ’t begin van Auguftus,
„ om de Voortteeling, de Rivieren opzwemt-,
„ en dan ook doorgaans den tyd der Over*
„ ftrooming waarneemt, daar de Salm-Forellen
„ in ’ t begin van Mey tot ons komen, en de
„ Salmen zelf het geheele Voorjaar door (*_).
(V) Salm met zwarte Oogjes die bruin geringd ut.
zyn, de.. Borfivin met zes Jlippen. saimio/si.
De Breede Salm met roode en zwarte Vlakken*
Men zou mogen denken of deeze Graauwfolm ook de
Salmon Coureur ware, daar Peslandes van fpreekt , die hy
zegt dat 1 2 , ij en fcmtyds 20 Voeten hoo^ pit het Water
kan fpringen: doch deszelfs Vleefch, getuigt hyi s Slymig en
aaauwlyks eetbaar 3 't welk veel van het gemelde verfchilt.
(3) Salmo ocellis nigris iridibus brunneis, pinna Peftorali
pun&is fex. Faun. Suec. 30*. Salmo latus , maculis rubris
idgrisqne , Cauda a:quali» ART. Gen 12. Syn. 14. Salmo
latus, Cauda fubrefta , Maxillis a:qualibus, maculis nigris am>
liulo albido. Gron. Muf. II. n. 164. Trutta Taurina. ChARL.
p. 155• Trutta Salmohata. WlLL. p. T93. RAJ. p. 63.
X.Desx,. Y lil. Stuk. M 2