4 5 4 B ï s c h u v i s c v a »
A fdeel Olyf kleur, doch ongefchubd, befpren»
XLvn ™ec VeelcrIey blaauwe Plekken, die naar
H o o f d . ^ 01lTien ° f Maadengelyken, en zwarte ronde
si uk. flippen daar tuflchen., De Darmen vonde men
gevuld met poreulè Koraalen en ^andere Steen»
®gtige Zee-Gewaflen, die zeer klein waren ge*
maakt, t welk de Vifeh met zyne harde Kaa-
ken fchynt te doen. Ook onthoudt hy zig nieeft
in de Zee-en tuflchen de Bahama-Eilanden, daar
veel zodanig Koraal groeit. Men houdt hem
voor Vergiftig, en daarom wordt hy niet gegeten.
KuTg”!°/aS' (2) Hoornvifch met een Vin van twee Straaien
p^nxvm. • op den Kop, het L y f van egt eren eeniger maats
Haairig.
Het fchynt vreemd,hoe dat men deeze twee
Straalen aan de Vin, die hy op den Kop heeft,
kan toefebryven: doch zulks wordt opgehel-
derd, doordien de agterfle 'Straal of Doorn zo
kort gezegd wordt te zyn, dat men die naauw-
lyks zien kan. Dus mag men dan tot deeze
Soort ook den Een hoorn. Vifeh van Clusius, die
in Brafil Pira-aca geheten werdt, betrekken, ge-
lykLiMN^us doet: hoewel C ronovius daar een
andere Soort van maakt, die de Buikvin, welke
cnkeld is in deeze Viffchen, langer dan het
ge*
• r wfi ®aIlftes P'nn* Capitis biradiatd , Corpare pofteiias
fu bw llo fo .^ . Nat. X. Monoceros pileis. CLUS. Ex»t. H3.
* 41- +7. Pira-aca Ma&cgh. Bras,
ï) E H O o R N V Ï s S O H E N. 4 5 5
getande"Beentje heeft, 'c welk in de Afbeel-
ding van W illoüghby ontbreekt. Zeer d uide-
Jyk is hetzelve «igtbaar in onze Figuur van dee.
zen Vifeh, die uit het Werk van Seba ont-
leend is. Wy noemen hem ruige , in navolging
van onzen Autheur, hoewel Gaosovius ’er den
Ikan Kipas of Waaijer-Vilch van Valentyn ,
toe betrekt.
Deeze Heer befchryft het Voorwerp, dat hy
uit de Kabinetten van Seba gekogt hadt, zyn-
de drie Duim lang , zeer omftandig. Het
heeft, zegt hy, het Lyf zeer p kt, aan de
Aars vin bveedft, en fmalft aan den Bek, die een
IV.
A fdeel.
XL VII.
H o o fd -
«ruK.
weinig fnoetswyze uitfteekt , ejr voorzien is
met drie taamelyk. groote Tanden boven, twee
onder , door Lippen niet gedekt.. De Oog*
kringen zyn Goudkleur, de Oogappelen zwart.
De Rug is fcherp, boven de Oogen met een
zeer langen Stekel voorzien, en daar agter een
Groefje hebbende. De Huid is niet gefchubd,
maar bezet mét zeer korte Stekeltjes, welke
op ’t Gevoel beter dan op ’t Gezigt waar te
neemen zyn, naar de Staart toégeboogen, by
welke wederzyds Haairagtige, buigzaame Uit*
fteekzels zyn; waar door de Vifeh , a ls ’t ware
, ruig wordt gemaakt; hebbende , bovendien
, aan den Buik korte dikke Doornen. De
Openïngen der Kieuwen beftaan, wederzyds,
uit een fraai langwerpig fpleetje, tuflchen de
Oogen en Borftvinnen. De voorfte Straal van
de eerfte Rugvin is, naar de grootte van het
I.DE1L. VIX1.STVK. F f 4i Vifeh*