DE M E I R S L A N G E W .
Een Surinaamfche Vifch , die in ’t Kabinet IV,
van Sebagevonden wordt, heeft den bynaam
van Anableps of 'Hoogkyker aan deeze Soort tf00¥Dl
gegeven, wegens het zonderling uitpuilen zy- stuk*
ner Oogen. Hier uit fchynt Arïedi zig verbeeld
te hebben, dat deeze Vifch weezentlyk
naar om hoog keek; doch by het onderzoeken
der Oogen heeft men geoordeeld, dat hy zelfs
niet in ftaat is om opwaards te kunnen zien:
des zo wel hier als elders het Spreekwoord
waar bevonden wordt: dat Schyn bedriegt, '
Een andere byzonderheid, welke dit Schep-
zel deedt uitmunten, was een lang Buisje, dat
by de Navel agterwaards uitftak, en de plaats
fcheen te bekleeden van de Aarsvin , die z ig , in
de Afbeeldingen van den Heer G ronovius, zónder
zulk een Buisje vertoont. Men heeft getwy»
feld, of hetzelve voor een VóorcteelingS-Lid,
dan voor een Doorn o f Stekel aan de Aarsvin ,
gelyk veeleViflchen hebben, te houden ware.
Gemelde Heer heldert thans deeze duifterheid
eenigermaate op , wanneer hy ze gt, dat in ver-
fchillende Onderwerpen de Aarsvin van ver-
fchillend maakzel z y ; nu eens de gedaante hebbende
van een gedraalde V in , met negen ftom-
pe Beentjes; nu eens uuloopende in een tafc-
kige Buis, welke in eenigen vergezeld gaat met
een klein Vinnetje, in anderen op zig ze lf al»
leen voorkomt (*). - V
De
(*) Zo'óphyl. Gron. Fafc, I, N. 360. p> n f .
h Dh l . YHi. Stuk.
j»