*56 B e s c h u v i n c v a n
IV.
Ï XXIX. XXXIX. H O O F D S T U K .
^ s t u k . Befcbryving van ’t Geüagt der A n s j o v i s s e n ,
die men anders ook Zilvervifchjes noemt.
Naam. T k geef den naam van A n s j o v i s aan die Geüagt,
- l hoewel het my toefchynt dat hét de ge-
woone Vifchjes van dien naam, onder de Ha*
ringen behoorende, niet begrype. De Latyn.
fche naara, Argentina, zou Zilvérviïch betekenen
: om reden, gelyk wy zien zullen.
Kenmerken. De Kenmerken beftaan in getande Kaaken en
T on g : het Kieuwen vlies met agt Straalen : de
Navel digt aan de Staart: de Buikvinnen mee
meer Straalen dan gewoonlyk.
soorten. Maar ééne.Soort heeft LiNN^EDsdaar van ( l ) ,
die door den Heer G r q n o v i u s ook, onder den
naam van Argentina, met de Rug- en Buikvinnen
tegen elkander over, befchreeven en aange.
merkt was als in de Noordzee voorkomende
(*). Thans zwygt zyn Ed. van deeze feil,
en maakt gewag van eene met de Rug rosagtig
en de Zyden geheel Zilverkleur , die in de Herfft
menigvuldig zou zyn in de Mond de.r Schelde,
en waar toe hy de Surinaamfcbe Argentina met
d e Bovenkaak langer, Kegelvormig en den Bek
Tan-
, Sphyrsena. Syjl. Nat. X. Gen. r 15 * A r t .
Argentina. G r oN. Maf. I. N. 29. Pifci.
rentina dictus. WILL , p . f 229. KAJ. p. io ï .
( 1 ) Argentina
Gen. 8- Syn.
' cuUis Roms Arg
( f ) Maf. lehth. pag. 6. N. 2+.
HE ANS J OVI S S EN. 25?
. r*>Tandeloos , betrekt f y . Die in de Noordzee afUd|ebel.
voorkomt en Ansjovis genoemd wordt,zou vol. xxxlX>
zvfi Ed. de eerftgemelde zyn , vallende H o o f d -
voor Bergen op Zoom in menigte,w e lk e ,vol- «TUK*
gens hem , de Onderkaak langfi en den Bek
getand heeft (f).
Zie hier de Kenmerken , 5 welke zyn Ed. Kenmerken,
thans van het Geüagt der Argentina opgeeft.
Het L y f is hooger dan breed, ongefchubd,
dün, Spilrond ; met de Zydftreep regt, in ’t
midden der Zyden en de Navel nader dan de
Staart: de Kop fcherpagtig, ongefchubd , met
een wyden Bek, en zeer kleine Tandjes, die
naauwlyks zigtbaar zyn , in de Kaaken ; de
Kieuwendekzels naakt- en beenig : de Onderkaak
fmal i gefpitft: het Kieuwenvlies met agt
Beentjes, niet gedekt : zeven weerlooze Vinnen;
op de Rugvin in ’t midden een kleine;
de Buikvinnen ook klein, midden tulTchen de
Borttvinnen en Aarsvin geplaatft. In de Jongen,
merkt hy aan , is'de Rug en Buik zeer
gekield of fcherp; in de genen, die ouder zyn,
zo veel niet.
De Heer P o n to p p id an s geeft den naam van
Zilvervifchje aan een Soort van Zee-Vifch, die
in Borgenfund by Noorwegen gevangen was,
en daar niemand den Naam van wift. Dezelve
was anderhalven Vinger lang, naauwlyks een
Vin-
(*) Zoöph. Gron. Fafc. I. p. n i . 349,
( f ) A i ï . Helvet. VOL, IV . p. 2fi*L
I . T e e l . VJJI. St u k , &