XLIV.
H o o f d s
t u k .
E lft,
IV .
Ëntreficht-
A»j.
Ansjovis.
plaatft, die men ook in de Sardynen o f Pelfers
vindc. De Tellingen der Vinftraalen zyn minder
met elkander overeenkomltig, dan met die
der Haringen. L innjrus Helt ’er 19 in de Rugvin,
15 in de Borftvinnen , 9 in de Buikvinnen,
in de Aars vin 21 en 19 in de Staartvin. Men
hadt , dat zonderling i s , in de Staartvin van
de Middellandfehe 26 Straalen geteld.
(4) Haring die de Bovenkaak langji beeft. '
Een aanmerkelyk onderfcheid maakt dit'
Kenmerk met de drie voorgaande Soorten,
die altemaal de Onderkaak langft hebben. Niet
zo duidelyk fchynt deeze te verfchillen van dat
Geflagt, daar wy den naam van Ansjovis op
hebben toegepaft, om dat ’er die Vifcbjes in
fcheenen begreepen te zyn. Van de verwarring
, daar omtrent plaats hebbende, is reeds
melding gemaakt (*).
Dit Vifchje heette by de Ouden Encrajicholus,
zo men wil wegens zyne bitterheid. G esne-
rus fpreekt van Encrajicboli, welken eenigen
jïngraulis , anderen Lycoftomus o f Wolfsbek
noemden , wegens de Geftalte van den
Snoet. Het heeft de Gal zeer hoog en als in
de Kop zitten; waarom men dien ook aflhydt,
ge-
( 4 ) Clupea Maxill* fHperiore longiore. Syjl, N*t. X. Clur
pea Maxi 11a fiipetiore longiore. Art. Gen. 7. Syn, 1 7 , E n *
ciaficholus. Charx.. p. 144. WILL. p. XZS, E.AJ. p.
Jonst. Tab. XIX. fig. 13,
(*) Zie bladz,
gdylt in de Spieringen. Het wordt van de T
Ingelltten , Franfehen , Sweeden en andere ^
Natiën, Anchovies getyteld. Ik laat oribellilt, HooFD.
o f het deeze dan de andere zy , welke men, stuk.
in fommige Jaaren , op de Zeeuwfche Stroo- ^
men zo menigvuldig vangt, en aldaar Hansjo-
Vis noemt. Men betaalt ’er fomcyds wel voor
*t honderd een Ryksdaalder (*).'
Dé Ansjovis, in ’t Latyn Apbyce o f Apiuz,
zyn In de Middellandfehe Zee gemeen , en
worden aldaar , op de Küft van Provenee,
gevifcht in de Maanden Mey , Juny en July;
alzo de Vifch, in de Voorzomer, de Straat van
Gibraltar Schoolswyze in komt ftryken. Men
Vifeht hem ’s nagts, vangende ’er grooter veeR
heid van , wanneer men Vuur o f Licht aan-
ilcekt op de Agterftevens van de Schuiten i
maar dan is hy zo goed niet als de gene die
zoDder Vuur gevangen wordt. Als men den
VangCl t’ huls h e e ft, worden ’er de Koppen
afgdheeden én de Ingewanden uitgehaald,
waar na menze, met Zout, in kleine Tonnetjes
b f Aarden Potten pakt. T e Bayonne , in de
Spaapfche Zee, worden ’er ook veel gevangen;
dié deezen naam voeren, doch grooter zyn eó
nader aan de Sardynen of Spfot komen; welke
men dikwils voor Ansjovis fiyt. Men kanze,
bovendien , daar aan ondetfeheiden , dat^zy
“platter zyn.
Om-
(*) zie Netlerl. Janrlt. O&ob, 1758, bbdz. lofS,
T7T T T CTlTIf.