XXX
H oofdstuk.
Naam.
Ken tjerken.
Soorten.
72 B e s c h r ï v i n c v a n
jes. De Kleur vaD het geheele L y f , dat mee
uitermaace kleine gladde Schubbetjes gedékt is
vondt zyn Ed. Zilveragtig , met eenig zwart
daar door blinkende op de Rug ; de Rugvin
zwartagtig , doch aan den zaagswyzen boven-'
rand geel getipt.
XXXI. H O O F D S T U K .
Befcbryving van 't Geflagt der Barbellen , die
dus wegens hunne Gebaardbeid genoemd worden;
waar onder de Koning van Haring, zogenaamd,.
T T regens de Gebaardheid van den voornaam-
* * Ren, geeven wy den naam van Barbee-
len aan dit Geflagt; gelyk Mullus ook ge-
meenlyk Barbeel vertaald wordt. Artedi heeft-
ze onder de Trigla betrokken gehad.
De Kenmerken beftaan in , de Kop op Zyde
p la t, fte il, gefchubd ; het Kieuwenvlies met
drie Straalen: het L y f met gropte Schubben ,
die ’er ligt afgaan, gedekt te hebben. Dit Geflagt
verfchilt grootelyks (o f allermeeR) van
dat der Triglce, zegt G ronovius , door dén
gefchubden Rompen Kop en de afwezigheid dér
gewrichte Beendertjes onder de Borftvinnen.
Men vindt ’er drie Soorten van, welker Iaat-
fte ongebaard is, volgens onzen Autheur, te
weeten. co
D £ B A R B E E L E N . 73
fi') Barbeel met twee Baardjes , bet l y f rood. IV.
Deeze wordt van de Ouden, in ’t algemeen , XXXI.
Mullus geheeten!, of ook Mullus barbatus, en Hoofd-
Trigla van de hedendaagfe Italiaanen. De s ^
Huitfchers noemen hem Rotbart en de Franlchen Barbatus.'
Rouget: welke laatfie naam zekerlyk afkomttigHaUng.S Tia
is van defchitterende roode Kleur, die ’er, door
onze Viffchers, den naam aan geeven doet van
Koning van Haring', a lzoh y , in Geftalte, vry
veel naar een Haring zweemt, doch by den-
zelven grootelyks uitmunt en ook zelden gevangen
wordt. Om dergelyke reden vindt mep
van den Koning van Ruifch, van Voorn en Van
Afterling, gewaagd.
Deeze Vifch , dien men niet alleen in de Mid-
dellandfche en Noordzee , maar ook', zo ’t
fchynt, in andere deden van den Oceaan ont-
7moet, wordt niet zeer groot. Zelden hebben
zy de zwaarte van twee Ponden, hoewel men
ook van zes Ponden gewaagd vindt. Seneka
fchryft, dat ’er een van vier Pond aan Keizer
T iberius vereerd zou zyn. Het kan dan wel
waar zyn, dat men ’er van een Elle lang vindtj
gelyk Rondeletius w il; doch dat men ’er een
van tagtig Ponden gevangen zou hebben ia
de
(1) pullus cirris geminis , corpore rubro. Syfi. Nat. X. ^
Gen. 147. Trigla Capite glabro , cirris geminis in Maxilli
infetiote. ART. Gen. 43. Syn. 7$. QRO». Muf. I. N. 9S>.
Zoófhyl. Gron. Fafc. I. N. 236. Mullus. WlLL. p. 285.
AAJ. p. 90. Mullus Gelheii , qui minor Salriani dicitur,
j o n s t . Tab. XVII, f. 5.
’ I. drel. Vin. Stuk. E J