d e H o o r n v i s s c h e n . 453
laagte en geftalte van zyn Hoorn, van de Eenhoorn
ViiTchen, die ’erin de Noorder Oceaan
gevonden worden (*). Men heeft in de agter-
ite Rugvin geteld 46, in de Aarsvin 50 Straa-
len: de Staartvin heeft ’er 12, en de Buikvinnen
ontbreeken t’eenemaal. De Buik is binnen
de Huid gekield. Dit Schepzel onthoudt zig
zo wel in Ooft- als in Weft-indie.
Uit het Werk vanCatesby blykt,dat deeze
Vifch fomtyds tot de langte van drie Voeten
grbeije, zynde van figuur niet ongelyk aan den
Rolftok van een Pafteybakker; dewyl hy rond
en aan beide enden fpits toeloopende is of Spil-
rond. Behalve de Kieuwyionen is ’er agter op
de Rug een van aanmerkelyke laDgte, en daar
tegen, over, aan den Buik, een dergelyke.
Ook is de Staartvin zeer groot, ftyf en Beenig,
zig wyd uïtfpreidende, doch niet gevorkt,maar
Zaagswyze getand aan ’t end, dat tegaal is af.
gefneeden. Het zeldzaamfte is een fpits, fcherp
gepunt Been, grqeijende boven uit de Rug, een
weinig agter de Oogen; ’t welk dit Schepzel
.kan opzetten, agter- en voorwaards fteeken,
naar believen. Agterover gelegd zynde, reikt dit
Been tot aan de Rugvin toe. Men zou het voor
een Wapen kunnen houden, doch het is zeer
broofch en breekt ligtelyk af.
De Huid van deezen Eenhoorn • Vifch was
bruin
(*) Zie het III. Stuk deezer Nat. Hiftorit. .
I. Deel. VIII. Stuk. F f 3
XL VII.
Hoofdstuk.