]V. vogels, niec mee Slingeringen loopen, gelyfe
Afdeel, gemeettfyfej worden aan elkander gevoegd door
XLV. de zelfstandigheid van de Lever,'die ’er tus-
Hoofd ö , , • , ...
stuk. fchen in fchiet; zo dat zy daar mede als eene
Klomp fcbynen uit te maaken. De Galblaas
en Milt zyn in het zelfde Paket vervat, gelyk
ook de Maag, die langwerpig is als een Darm;
in wier beginzel de Galbuis zig inplant, waar
door de geheeie Oppervlakte met Gal geverwd
wordt gevonden. Twee Lugtblaasjes zyn ’e r,
die zig als van elkander afgezonderd verwonen,
doch van binnen gemeenfehap hebben, ’twelk
door blaazen en met een Stylet blykbaar is.
Deeze beftaan uit een dubbeld Vlies, waar
van het dikfte buiten, het dunde binnen; door
middel van welken zy aah.de Rug gehecht
worden. Klaarblykelyke Pisleiders komen ’er
van de Nieren wederzyds a f, die een Stylet,
Geblaas en Vogten, doorlaaten en brengen in de
Pisblaas. D-Tanden, zogenaamd, zticeninde
Keel, niet in ’t voorde van den Bek. ’t Gene de
Tong genoemd wordt is eigentlyk geen Tong :
want zy is in ,’t bovenfte, aan ’t Gehemeltes»
geplaatd, zo dat’er de Spyze onder doorgaat:
het is zekere.Klieragtigc, witte, weeke, vog-
tige zelfdandigheid; welke gedoken of op ee-
nige andere Manier gekwecd zynde, een won-
derlyke beweeging aanneemt. Het Hart, ons,
hoog geplaatd, heeft een breed Vliezig Oor,
als met Klieragtig Vleefch doorweven, en
grooter zynde dan het Hart, ’t welk door zy-
, se
ne vade zelfdandigheid genoegzaam kenbaar IV.
is (*). Afdeeu
De beroemde Du Verney den Karper uit-
gekoozen hebbende , om een Voorbeeld te stuk.
geeven van den Omloop des Bloeds in de Vis. Het aait,
fchen die Kieuwen hebben, en van derzelver
Ademhaaling; zo kan ik niet nalaaten iets daar
van te melden. Zie hier hoe het Hart, en
deszelfs plaatzing, door hem befchreeven worde.
„ Het is geplaatd onder de Kaaken, die
,, beneden de Kieuwen zyn , in het diepde van
,, de Keel, en die ik noemen zal Inwendige
,, Kaaken, omze te onderfcheiden van de ge-
„ nen, die ’er boven zyn , en den ingang van
„ de Keel formeeren. De , Holligheid, daar
„ het Hart zig in beflooten vindt, is bekleed
„ met een zeer glad Vlies, het welk de plaats
„ van Hartszakje* bekleedt in verfcheide andere* PtrU*r-
„ Vidchen , doch in deeze dus niet genoemd **
, , kan worden, om dat het Hart bovendien nog
„ beflooten is in een Zak, van een zeer dun
„ Vliesje geformeerd, en welke eigentlyk het
„ Hartszakje uitmaakt in de Karpers. Het on-
„ derde van die zelfde Holligheid is dooreen
„ Vlies geflooten, ’c welk het Hart affeheide
„ van alle andere Ingewanden, en een vervolg
„ is van het voorgaande. Onder het Hart ziet
„ men eene Vergaarplaats f , geformeerd door 1 1hupt*.
„ den famenloop van verfcheide Aderen, d r ie^ 8"’
W ‘ „ vao
(* ) WlLLOUGHB. Hi/tx Fiji. libl. IY. p. l«-7j
I. ö ïh , VIII. Stuk,