deelte, ’t welk'in ’t gezegde Werk van Linn^eus maar
338 Bladzyden en 22 Vellen druks beflaat: zo dat
myn Werk meer dan tienmaal uitgebreider is, dan *t
Werk van gezegden Ridder. De Voorreden niet alleen
, daar ik van myn Ontwerp en Oogmerk fpreek,
maar de Uitvoering van hetzelve, daar ik geduurig
andere Schryvers aanhaal, en eigen Aanmerkingen ©f
Waarneemingen bybreng, kan iedereen, dienietwil-
lens blind is of zig blinddoeken laat, genoegzaam o-
vertuigen. -
Het wordt van fommigen ten hoogden afgekeurd,
dat ik nu en dan Aanmerkingen op het gene door ee-
nige, zelfs nog leevende Autheuren en onze Landsge-
nooten, gefchreeven is, gemaakt heb. Zy oordeelden
mooglyk beter, dat ik, gelyk fommige Schryvers,
met de Veeren van anderen had gaan pronken, en,
niemand noemende, hetwaarejlegtsopgegeven, zonder
gewag te maaken van het gene verkeerdelyk voor
waar was opgedifcht of naderhand verbeterd. Doch,
behalve dat de Opregtheid myn Imbordis, zou zulks
byna ondoenlyk zyn in de Natuurlyke Hidorie. Onze
groote Voorganger, L inn^ us zelf, dit betragten-
de ten opzigt van de uitkiezing in fommige Gevallen,
heeft zig aan den fteen gedooten; gelyk ik meer dan
eens getoond heb. In het aanhaaien, nu, van het
gezegde der Autheuren, kon ik naauwlyks nalaaten,
hunne misdellingen te verbeteren; te minder als de*
zelven
n o o d i g B E R I G T .
zelven voorkwamen in Werken van groot Gezag of
daar veel Optief van gemaakt werdt, en dus myne
Verbeteringen konden dienen om de Wereld te verlichten.
He t gene ik agter de hand heb gehouden,
kan t’allen tyde (trekken om te toonen, dat ik de
betaamclykheid in deezen niet ben te buiten gegaan.
Zo ik ergens in gemid heb, of dat myne Aanmerkingen
geen Proef houden , verzoek ik by deezen m
te neemen, dat eenMenfch dikwils iets Menfche-
lyks bejegent. Ik heb in dit Werk meer beoogd,
iets nuttigs en vennaakelyks, ten diende van onze
Landsgenooten, in de Wereld te brengen dan ’er
grooten.Lof door te behaalen, De Natuurlyke Hido-
rie behoort tot myne Studie niet voldrekt, hoewel zy
dezelve opluiden en voltooit. Veele Geneesheeren
en Hoogleeraars hebben z ig , gelyk bekend is, daar
op toegelegd', veele maaken ’er nog hunne verludi-
ging van: de meeden fchaamen z i g hedendaags, daar,
niet van te weetcn. Ik verheugemy , iets toegebragt
te hebben, tot het bevorderen van dien Smaak onder
onze Landsgenooten. Hoe weinig ik op myn eigen
kragten vertrouwde, blykt uit de Voorrede by den
aanvang van dit Werk: daar ik alle Liefhebbers om
bydand heb verzogt, dien z y , van tyd tot tyd, my
gunftig aanreiken. Daar voor ben ik bun verpligt,
en herhaale myn Verzoek ten opzigt van het overige,
• zo wel als om my fouten en misdagen, die zy ontdek*
* - Irpn