IV.
AFDfcj.1
XXX] V
Hóofd-
STUK.
cnjlomus, en Barrere noemt h e t, kleinere ge,
'* harmjle Moer as-Barbeel.
’ De Tamoata is. een Rivier-Vifchje , rdat de
langte van drie en een half Duim heeft. De
Kop is één Duim lang en het heeft een weinig
meer breedte van Lyf. De Kop gelykt naar
dien van een Kikvorfch , hebbende den Bek
niet wyd en Tandeloos, met een Baardje, van
een Duim lang , aan ieder zyde. De Oogen
zyn zeer klein met Goudgeele Kringen.: Van
boven is de Kop met een hard Schild gedekt
en het L y f geharnaft met een bëkleedzël van
langwerpige Schubagtige Lighaamen , in den
omtrek zeer fyn getand, en op \der ryën ge-
fchikt; loopende de Schubben , in ’t midden
van ieder Zyde, op de Rug en onder aan den
Buik, te famen. De Kleur is geheel Yzér-
graauw, voornaamlyk op den Kop. Men vjndt
het in de Beekjes van Amerika, uit welken
h e t , wanneer die uitdroogen , over ’t Land
heen weer ander Water gaat zoeken.
De Heer Gronovius zegt, dat het in de Rivieren
yan Suriname zig onthoudt» wordende
aldaar Kwihwi genaamd, ,’t Getal der Beentjes,
die zyn Ed. in het Kieuwenvlies vondt, was
drie, in de voorfte Rugvin 8, in de Borftvin-
nen 17 , in de Buikvinnen en in de Aarsvin
ieder 7 , in de Staart 14. Zeer naa komt dit •
overeen met de Telling van de Callicbtbys in ’t
Vorftelyk Kabinet der Akademie van Upfal in
Sweeden, uitgenomen dat men in het Voorwerp
-idaar niet meer dan 7 Straalen o f Beent- IV.
jes ió de BorftvinneD telde, v * ’
J (14) Meirval met de agterfte Rugvin êénjlraalig
, de Schubben op een enkele ry, zes Baard* *
jes3 de Staart ongevorkt. ^ ; ^Cataphrat*
, , Geharnafte, j
l Diiifter is ’t , waarom deeze meer den by- #
naam van Geharnafte voert dan de voorgaande
Soort; ten ware dit mogt gefchied zyn ,lom
d a t’er die naam aan gegeven is in; ’t Werk
van Catesby ; die dezelve noemt AmerikaanfcbeI
Harnasman.
c G ronovius, die zig verbeeldt dat het deeze.
z y , welke Ikan Rerne in ’t Werk van V auen-
tyn geheten wordt; doch aldaar zeer ilegc
is afgebeeld; geeft zeer naauwkeurige Figuu-,
ren van een zodanig Voorwerp, dat door hem
uit de Kabinetten van Sëba gekogt was.' Hët
zelve Ladt het L y f hooger dan: breed , den Kop
breeder dan hoog, ja breeder dan het L y f in
4 midden, van boven Beenig; den Bék klein
met zm dunne Baardjes en zeer kleine‘Tandjes
, zo aan ’de randen der Kaakeh, als aan
den ingang van de Keel:. de‘ Oogen klein, digt
by den Bek, doch ver van elkander itaande.
De Rug was breed en *tot aan de Rugvin met
t ' ■n j . een
” (14) Silühis' pinha Dorfali poftici tmirldlata , Squamis>
otctine finiplici ,;;cirti^ féx , Cauda> integni. Syjl. Nat. X.
Callichthys cirris fax , lateribus ïmo I Squarnarum ordirte '
Giuwr Muf. l. n. 71. T. III. f. 4 , j . Canphraótus Amcri.
canus. C a t e s b . Car. XII, p. 13. T. 19.
l i. Deel. Vi i i .'s ïv k . H 5