IV. De Geftalte, naamelyk, van deezen Vifch,
Afdeel. js n 0 g iangCr en dunner dan der Snoeken 9
XXXVIII, zWeemende dus naar die der Naaldvifichen: ge-
H oofd- _ . . .
gTük. lyk uit die van Johnston blykt, waar inegter
de voorftc Rugvin ontbreekt. De Kleur i s ,
op de Kop en Rug, bruinagtig groen,aan den
Buik Zilveragcig. Met een gefloocen Bek vertoont
de Snoet zig als een Kegel, hebbende
een wydc gaaping, waar binnen de Bek geel
van Kleur, en de Kaaken met een ry van groo-
te fcherpe Tanden gewapend. Langs de Snoet
opwaards loopen twee verheven Streepen; weshalve
mogelyk de Bek gezegd wordt met Sny-
werk verfierd te zyn (*> De Oogen zyn groot
met Zilverkleurige Kringen, bruin gewolkt.
Het L y f is gedekt met kleine Schubbetjes. Onder
de Vinnen heeft de voorfte Rugvin 5 , de
agterfte gelyk de Aarsvin io , de Borftvinnen
1 3 , de Buikvinnen 6 en de Staartvin 17 Straa-
le n , zyn de de Staart zeer gevorkt.
In de Oceaan hebben wy deëzen Vifch nog
nooit gezien, zegt W il l o u g h b y . Het Voorwerp
, door hem te Livorno befchreven, was van
zestien Duimen. By het open fnydcn vondt men
de Rob zeer naauw en lang, met omtrent veertig
byhangzels aan ’t Portier, ’t Gedarmte
liep , zonder eenige bogt, regt uit tot aan de
Navel, De Galblaas was wyd, de Milt langwer
(* ) Rtflrum fori,s cttUlum fchryft B.QNDELETIUS.
werpig. Voor goede Spyze houdt men deezen IV.
Vifch,’ komende in Smaak de Schelviflchen o f
Kabeljaauwen naby. HOSOTUFDK.
(2) Snoek die de Aarsvin dubbeld en de Schubben «
Beenig heeft.
Allergrootfte gefchubde Naaldvifch wordt
deeze van W illoüghby getyteld. Klein geeft
’er, wegens de gedaante van den B ek , den naara
aan van Pfcilidojlomus, dat is Vilchdie den Bek
heeft als een Schaar of Tang: zynde dat Griek-
fche Woord de bynaam van den Kre e ft, by
Homeros (*). Die Autheur heeft ’er drie,
waar van de eerfte allergrootfte,de tweede naad
daar aan komende, en de derde met de Buik
en Staart paarfch genoemd wordt. Allen fchy-
nen zy te behooren tot deeze Soort, zo wel
als die Vifch van Catesby, getyteld allergrootse
gefchubde groene Naaldvifch,
Hy noemt hem the green Gar-Fish ea zegt dat
dezelve drie Voeten lang wordt, hebbende een
langen Bek o f Sneb, vol kleine Tanden. Het
L y f was van boven groen, van onderen bleek
rood, gedekt met een harden Beenigen Rok, die
fa-
(2) Efox pinna Ani duplici , Squamis ofleis. Syft. Nxt.
X Efox Maxilla foperiore longiore , Cauda quadtata. ART.
Ge». 14. Sy». 27. G R O N . Muf. I. N. 29..Acus maxima
fquamofa viridis. CATESB. Car. II. T. i°. Acus maximg
fqusmofa. WIEL. App. p. 22. K.AJ. p. io9-
(*) Ik twyfel niet , of het zal dus gefpeld moeten worden
, fchoon men by den Heer GRONOVTUS aangehaaid vindt
Pfalictjiomui, daar KLEIN ll *eft Pftlifojlomus,
l. DEEL. VIII. STUK. £* 5