IV. „ do Rug enBuik, ageerde Nek en Keel ,aanftonds
A fdf.pl. ^ in een (jvaaie gguur krom geboogen ; de
I-^oon' 33 K°P klein ; de langte naauwlyks een Voet
stuk. ,, te boven gaande.” ,Wy hebben daar van
iP lxvu c'e nevensgaanc‘a 'Afbeelding van den Voorn
F-Z' 4.' ontleend.
Artedi heefc de Swcedfehe Meurt naauw-
keurig onderzogt, en in derzelver Rugvin gevonden
13 ; in de Bbrftvinnen , die witagtig
grys waren, 15,; inde Buikvinnen, die rood of
in de Jongen geelagtig waren, 9; in de Aars*
vio die gemeenlyk rood of roodagtig , doch
fomtyds ook uit den geelen was, 13 , en in
de Staartvin 19 Beentjes, zynde dèeze laatfte
grysagtig en gevorkt De oude Heer Grono*
vius hadt in de Rugvin van onze gemeeue
t Voorn geteld 11, 12 of 13 , in de Börftvinnen
9, in de Buikvinnen 10, en in de Aarsvin 11
Beentjes. De Jonge Heer., wylen zyn Wel
Ed, Zoon, vondc vier Vcrfcheidenheden, on*
der onze Voornen, waar van de eene de Rugvin
hadt van 12 , de Ëuikvinnpn van 9 en de
Aarsvin van i 3 Beentjes: de andere de Rugvin
van 9 , de Buikvinnen van 7, en de Aarsvin
van 1 2 Beentjes: de derde de Rugvin van 11,'
de Buikvinnen van 10 en de Aarsvin van 13 :
de vierde, eindeiyk, de Rugvin van 1 3 , de
Buikvinnen van 10 en de Aarsvin van 12
Beentjes.
Konirg van Hier uit blykt, dat in de Voornen ook het
getal der Vicftraalen merkelyk verfchillende zy.
Eene
Eene vyfde Vcrfchcidenheid, die in de Rug- [V.
vin 10, in de Buikvinnen 9 en in de Aarsvin i
^Beentjes hadt: wordt ‘ van zyn Wel Ed. aan-
gemerkt als de Koning van Voorn, zogenaamd, stuk.
welke by Waverveen gevangen was, hebben-
de, volgens dc Telling van den ouden Heer,
gehad in de Rugvin t o , in de Boilivinnen
18 , in de Buikvinnen 9» in de Aarsvin 14 ,
en in de Staartvin 28 Beentjes. L inn^us betrekt
’er ook toe, zo wel den Koning van de
Ruifch of Ruy, te Waverveen dus genaamd,
als den Ruisvoorn, met 15 Straalen in de Aarsvin
en 22 in de Staart (*).
Volgens het getal der Beentjes in de Aarsvin, wind-voo™.
zou tot deeze Soort ook behooren die, welke
men in ons Land Windvoorn of Winden tytelt,
zynde in de Vyvers en Rivieren vry gemeen ( f ) .
G ronovius betrekt daar toe de Urnbra van
Ausomus : want, fchoon de Kleur van dit
Voorntje aan den Buik en Zyden glinfterend
wit is, gelyk die der anderen, zo heeft het
doch ook de Rug en den Kop van boven,
bruinagtig; de Rug- en Staartvin Loodkleurig,
maar de overige Vinnen roodagtig. Het Lyf
is langwerpig, Spilrond , met de Onderkaak
wat langer, de Rugvin veel agterlyker dan de
Böik-‘
(*) Vergelyk het I. DEEL der Uitgezogte Verhandelingen
bladz. 155 3 t$6.
( f ) AB. Heilet. VOL. IV. p. Z6i. N. T88. Zeiifh. Cnn<.
Eafc. I. p. 10S. N. 337-
J.SDEEL. VIII. STUK. Dd 4