IV. fcheiden. In de Mannetjes zyn de Borftvin-
A f d e e l . neo gekruld, zegt Grqnoviüs (*_), .
XLV. Deeze Heer heeft in dezelven, zo wel als in
s t u k . de Aarsvin, i c , in de Buikvinnen der Zeel-
» Z td t. ten 9 Straalen geteld. Arteoi vondt in de
Aars- en Buikvinnen in de Borftvinnen 1 7 ,
inde Rugvin 1 2 , en in die van de Staart 19
Beentjes. Volgens de Telling van Linn^eus
zouden ’er 25 in de Aarsvin, 24 in de Staartvin,
16 in de Borftvinnen, 10 in de Rug- en
p in de Buikvinnen gevonden zyn. Dit is te
zonderlinger, daar de elfftraaligheid van de
Aarsvin te vooren, door zyn E d ., al§ een Kenmerk
opgegeven was ( f ).
De Geftalte, uitwendig, zegt Artedi , zweemt
zeer naar die der Salmforellen, by ons Laxöring
genaamd. ' Hy vondt de Ingewanden als volgt:
de Lever lang , nevens de Maag en Darmen
uitgeftrekt en in eenige Kwabben verdeeld: de
Maag dik en lang, bevattende, zo wel als het
Gedarmte, niets dan een Lymagtig Sap o f Chyh
den Darm van ’t Portier eens naar ’t Middelrift
terug geboogen , en vervolgens regtuit loopen-
dè naar de Navel: de Milt langwerpig, donker
o f zwart-rood, hoekig , ter flinker hand
geplaatft ; de Lugtblaas groot, in ’t midden
als met een Draad toegeftrikt, hebbende een
zeer zigtbaare Buis, ingeplant in ’t begin van
het
( * ) Muf. Ichtbyol. T om . I. p . 4 . N . ig .
(f) Faun. Suec, N. 321.
het onderfle gedeelte : het Buikvlies witagtig IV.
■ , . . A f d e e l . Zilverkleur.
Ten opzigt van ’t Gebruik komt in de eerfte
plaats in aanmerking, dat de Zeelt genoemd s t u k .
wordt de Doktor van de Viflchen; ’t welk fom- Ztslt-
migen daar van afleiden, dat h y , in een Houwer G'bruik*
gedaan zynde, het Water troebel maakt. On-
cwyfelbaar is het daar van afkomftig, dat hy
de gekwetfte Viflchen , zo men wil, door zyne
Slymerigheid geneeft. Atjsonius hadt hem
Trooft van ’t Gemeen * getyteld; ’t welk wc- * Vuigi
gens zyne geringheid tot Spyze vry eigen
is (*). In Italië is een Spreekwoord , dat iemand
, die Zeelten e e t , zekerlyk de Koorts
krygt ( f ) . Aan den anderen kant vindt men
aangemerkt, dat de aanvoeging van levendig
doorgefneeden Zeelten, aan ’c Gewricht der
Hand en aan de Voetzoolen, tegen Hoofdpyn
cn Vlhoofdigheid, in Heete Koortfen , dienftig
zy. Ook legt menze geheel op de Gewrichten
in de jic h t , o f op de Navel en boven aan
de,n Buik in de Geelzugt, laatende hun daar
fterven. In de Kop worden dergelyke Steentjes
gevonden als in de Karpers, die van ’t zelfde
Gebruik zyn. Voor ’t overige kan men zeggen,
dat deeze Vifeh, wel toebereid zynde,
niet onfmaakelyk noch ongezond z y ; doch, uk
Water alleen gegeten, zyn ’er weinigen dien hy
be-
I ( * ) Z ie Uitgezogte Verband tl. I . D E E L , blad z, t j j .
( L Neffuno mangie T e n c a , chi Febre nou fen te ,
1. De e l . Vin. St u k . B b 4