l i i l
H oofdstuk.
Kenmerken.
G e fta lte .
PI. LXX.
7*
te denken om de voorgaande Soort, welke
immers veeleer onder dit Geflagt behoorde
dan onder de Naaldviflchen. Thans geef ik
’er den tytel aan van Z eedraakje, dien het
my toefchynt dat deeze Vifchjes in Ooftindie
voeren.
Z y hebben,aan den Kop, een Snoet die te-
rugtrekbaar is, met de Bovenkaak getand, onder
een Degenvormige, ftreepswyze, wederzyds
Zaagagtige Bek: de opening der Kieuwen is
-voor de Boritvinnen: de Buikvinnen ftaan aan
den Buik: het L y f is, door inkervingen , in
Geledingen verdeeld en t’eenemaal bekleed met
Beenige Plaaten.
Dit laatfte doet ’e r , door G ronovius , thans
den naam aan geeven van Catapbraftus, dat
is t’eenemaal geharnaft Vifchje. Om die zelfde
reden was deeze Naam ,nan den Harnasman,
een Soort van Knorhaanen, gegeven (*). De
vermaarde Hoogleeraar R u y sch hadt hetzelve
genoemd, Atnbons, vliegend Beenig en Bultig
Visken, met een Saagbwys Smytjen ( f) .
De Geftalte, inderdaad, is zeer zonderling,
van dit Ooftindifeh Y.ftchje ( i ) , gelyk blykt
uit onze naauwkeürige Afbeelding, welke ontleend
is van den Heer G r o n o v iu s , die ’er een,
by
(*) Zie ’t voorg. VII. Stu k , bladz. 293,'
( f ) Thef. Aninal. I. of Eerfte Kabinet der Dieren , Tab,
VII. Fig, 2. D.
( 1) Pegafus. SyJ1. Nat. X. Gen. IS9. Mus. Ad. Frid. II. Pisci-
cnlus Amboinenfis volans, Ofieo-tuberculofus, Probosdde fer-
rata. Gron. Mus. I. N. i+S, Ruisch Tbts. Tab, VII. f. 2. D.
t a de drie Dateren lang, van den H«r*J. IV
K qqrtbe. 0 preftnt ontvangen hadt, t welk «
Zyn Ed. zeer onrltandig befchryft. De Bord
vinnen, naamelyk, die zeer groot zyn, geeven stuk.
.er een Soort .van Vlerken aan, volkomen gekkende
naar de genen, die men aan de Draaken
gewoon is .toe te febryven. Zy beftaan ,
ieder, uit 10 kromme Beentjes , door een
Vlies te .famen .gevoegd, en met fcherpe fpitfè
punten daar buiten uitfteekende, even als Vo-
gel.klaauwen. De Buikvinnen zyn zeer dun
en Yczelagtig. In deeze . vondt onze Landsman
maar i Beentje, doch in een Voorwerp,
-dat. men in Sweeden heeft, zyn ’er 2 Beentjes
in geteld, en 5 in de Rugvin , waar Gronovius
flegts 4 in vondt. De Staartvin, van 7
Straalen, fchynt door zyn Ed. niet geteld te zyn. •
Ik vind by den meergemeldcn Heer W . van
d e r M e u l e n , Regent van ’ t Huiszitten-Huis
.alhier en Kapitein van de Burgery, een derge-
lyk Vifchje, dat eenigermaate verfchilt van
„onze Afbeelding, d o o i ’ delangte van de Snoet,
dc platheid van het L y f en de figuur der Vlerken.
Ik twyfel niet o f het zal die,Soort zyn ,
waar van de Heer G r o n o v i u s - thans een .gedroogd
Voorwerp ontvangen hadt , dat zyn
Ed.. zeer'omftandig befchryft., onder den naatp
van Cataphra&us met het L y f langwerpigs bree-
der S n boog, den Kop effen; een lange Spatels-
rjjyze Snoet, die van vooren geknot is. Deeze
Soort, zegt h y , is, zo wel a ls .d e .andere,die
van I . D S E L . V U I . STUK,