4 B E S C a U V I N G V AN
IV ren , Meiren en Rivieren , van Europa, De
A fdeel. Italiaanfchenaam Perfego,de Franfche Percbe en
XXVIU.de Engelfchen Peark, zyn, buiten twyfel, van
HsfuicD" den Latynfchen , Perca , afkomftig. In ’c
Sweedfch noemt men dezelve Abborre, in ’t
Deenfch Ahorn , in Noorwegen Tryde en ook
1 wel Skibbo. De Hoogduitfche naam is Bars of
Berfich.
By de Autheuren komt deeze voor onder den
naam van groote Baars , en niet ten onregte.
W illoughby merkt aan, dat men ’er gezien
heeft van negen Duim o f een Voet, ja fom-
tyds van vyftien Duimen lang. Ik zelf heb ’er
wel van die grootte gevangen: doch van een
Elle lang, gelyk G e sn e r u s gehoord hadt,'dat
'er in zeker Meïr van Duitfchland, aan de Noor-
z e e , waren, heb ik ze nooit gezien.
De Baars is in ’t zwemmen zeer vlug en fnel,
ja weinig minder dan de Snoek, tegen wiens
aanranding hy zig door zyne Stekelige Vinnen
zodanig weet te verdedigen , dat die Vifch*
vraat *er geen vat op heeft. Evenwel wordt
het Jonge Groey der Baarfen,, wanneer de
Beentjes der Vinnen nog flap zyn , veel
door hem vernield. Aan den anderen kanc
verflindt de Baars ook de Jongen van andere
Vifïchen en zelfs die van zyn eigen Gellagt.
Sommigen willen dat de Baars, in een Vyver
geplant, de andere Viffchen , om die reden,
het voortteelen belet. Wat hier van z y , ’t is
zeker, dat men in Wateren, die'zeer ryk zyn
van
van Baars, weinig Bley , Fuiich of Voorn,
vindt. Van deszelfs gulzigheid heb ik zelf
een Voorbeeld gezien: want een groote Baars,
die door my gevangen, en uïtermaate dik van
Buik was , open fnydende , vond ik daar in
een volwaffen Kikvorfch , nog geheel; uitgenomen
dat dezelve zyn eenen Poot verlooren
hadt. Sc hw e n c k f f x d berigt, dat men fom-
tyds Rivier-Kreeften , die nog geheel waren
, gehaald heeft uit de Rob der Baar.
fen.
XXVIII.
Hoofdstuk.
G esnerus bedriegt zig , wanneer hy ze gt,
dat ’er in de Rhyn geen Baars zy. t Is zelfs
een Spreekwoord in Duitfchland, dat de Rhyn»
Baars alle anderen in gezondheid overtreffe.
Die der Rivieren, zegt men, komt in de Zee
niet, en de Zee-Baars aart geenszins in de zoete
Wateren. Veelal onthoudt de Eaars • zig
digt aan den Grond, en dit maakt dat men, in
\ Hengelen, altoos den Hoek moet leggen op
een bekwaame dieptè» Het Aas, dat ’er aan-
geflagen wordt, befraat gemeenlyk in Aardwormen;
doch men dient c’air toe een byzondere
Soort , welken in de Cras-Zoodjes gevonden
worden, die dun en rood zyn, uit te kiezen.
De Hengelaars gebruiken , tot het aanlokken
van den Vifch , nog ander Aas. Z y nee*
men ook wel Vorfchen-Poppen o f Donderpad-
detjes, wanneer het in de tyd is: doch met
dit alles zal men hem zelden vangen dan in
warm Weer of op een warme plaats. Daar is
i.deel. Yin. STt’K, A 3 een
Vangft.