IV;
Afdeel*'
XXXV.
HOQFD-i
STUK.
Ceftalte.
F!. LXIV.
4.
hy van deeze zyne eerfte en van de twee-Vin«
nigen zyne tweede Afdeeling in het Geflagt der
Plooybekken. De zelve, daar men in ’t Werk;
van Seba ook eene Afbeelding van vindt, wordt
aldus door hem befchreeven.
• Het L y f is langwerpig Spilrond, zeer plat
van boven ,-by de Rugvin nagenoeg vierkantig,
aan de Staalt tweehoekig , gedekt met ruuwe,
Beenige Schubben. De Kop is taamelyk groot,
ookbreeder dan hoog , van boven Beenig, van
ondaen naakt, fcherphoekig op zyde; De po*
gen, digt by de Neusgaten, zyn ver van elkander
a f, ; digter aan de Kieuwen dan aan den
B e k , met Oranjekleurige Kringen, De Snoet
is rondagtig ftomp , met brecde Lippen, en
een kleine gaaping, geplooid. Het Kieuwenvlies
heeft., wederzyds, drie rBeentjes. De
Zydftreep loopt, van agter den K o p , door ’t
midden der Zyden, tot aan de Staart toe, regt;
uit. De dNayel is veel nader aan de Snoet dan
aan de. Staart. De Schubben zyn Beenig, ruuw,,
pp de Zyden gedoomd. ;Voor de Rugvin vindt
men.-’e r , drie , eenigermaate Ovaal; voor ?t
pverige zyn .zy breed en fraai (* ) , .aan den ag*
terkant gedoornd. De Staart is breed gevorkt,
hebbende het bovenfle Beentje by de derdhalf
Duim, in een Vifch van tien Duimen, en het
onderfte iets meer dan een Duim. De Kleur
van de Rug en de Vinnen, die met zwarte
,Lt ... ■ . bJln . i ■ ; , I Stip.
£*) Lat& & anguftty zegt de Heei:; G r ovoviu s ,i *
o E H A n N A S M A N N E K. .la j
Stinoen getekend zyn , is donker-Afcbgraauw, IV.
het L y f van onderen witagcig.
In. ’c getal der Vinftraalen is een verwonderly- jjoöFO.
,ke. overeenkom!!: tuflchen dit Voorwerp en ’t stuk,
gene, men in ’t Kabinet van den Konipg van
Sweeden vindt. De Rugvin, naamelyk, groot
en driehoekig zynde, omtrent op een derde
afftands van de Snoet geplaatft, heeft 8 wecr-
looze, takkige Beentjes, uitgenomen het eerfte
, dat ongetakt is en grootft. De Borftvin-
nen, op de gewoope plaats, hebben 7 takkige
Beentjes ; behalve wederom het eerfte dat al-
lerdikft is en ongetakt, een weinig krom. De
Buikvinnen, ver van elkander en tegen-over de
Rugvin, hebben 6 zodanige Sttaalen , welker
eerfte, wederom, van de overigen, als vooren,
verfchilt. In de Aarsvin, wier.Beentjes 6 zyn,
heeft dit ten opzigt van het eerfte en laatfte
plaats, zo wel' als in de Staartvin, die met 12
Beentjes is geftevigd. ....
Het andere Voorwerp mag men eigentlykDmd-staart,
Vraad'Staart noemen, dewyl het aan de Staartvin
een Soort van Draad heeft, zo lang als ’t
geheele Lyf. In de Geftalte van hetzelve was
met het voorgaande naauwlyks eenig ander aan*
merkelyk verfchil. Het hadt de Rug insgelyks
gedekt met J'malle, Ireede, gegulpte Schubben,
welker randen de Zyden' getand maakten. Zodanige
Schubben vondt men ook agter de Buikvinnen
, tot aan de Staart; maar voor dezelve
was hec L y f , van onderen, gedekt met kleine
I.SMK,, vin. stuk, lang