TV. Afdeel.
XLII.
H o o f d .
stüx.
fecbmlk.
274 B l J C H K t V I S O V A IT
als Vlerken, zeer lang; reikende byna tot aan
de agterfte Beentjes van de Aarsvin , die laag
is , tegen de Rugvin over geplaatft en ftomp.
De Staart is gevorkt, met de onderfte Kwab
eens zo lang en breed als de bovenrte.
By de Telling der Vinftraalen vondt zyn Ed.
in de Rugvin 1 5 , in de Borftvinaen ieder 1 7 ,
in de Bui'vinnen 7 Beentjes. In een zodanig
Voorwerp , dat zig bevondc in ’t Vorftelyk
Kabinet der Akademie van Upfal, hadt deRug-
en Aarsvin ieder 11 , de Buikvinnen 6 , de
Staartvin 15 en de Borftv innen ook 17 Straalen.
Artedi heeft ’er in dat g en e , ’t welke hy
naauwkeürig onderzogt, dat zonderling is , juïft
even zo veel gevonden. De Tellingen z yn ,
dóór den Heer L inn^ us , geheel anders a^Dge-
tefcerid (*)•
Van*deeze Vliegende Viffchen, die door-
' gaans Van grootte als een Haring zyn , ziet
men,'in de'andere Wereldsdeefen,dikwils ge-
heéle Schooien o v e r ’ t Water zweeven. Men
fchryft zulks daar aan! toe, dat de Bruinviflchen,
1 Dolphyden' én Dorado’s , ’er jagt op maaken ;
wélken zy dus, voor een tyd,weétén te ont-
‘komen. ‘ Evénwel is h e t , voor hun in 'de
r Logt bok niet veilig; alzo ’er de Fregatvoge-
len en dérgelyken niet minder hunne prooy
van maaken. Men vangtze ook dikvvils op de
Sche»
( * ) Zie Syjt. Nat. X. p> 3 j e , nsnmlyk de drie Tellingen
* yn ïldaax met g een v a a allen ovc reenkomftig.
p ü y i!S .C B «N . 9 1 5
Schepen en bevindt« dan J e t mradepfinaake. m
lyk als verfche Haring- H.erom^hfbben^om. - B B
njigen miffchien niet zonder reden, vermoed, Hcto^d-
dat de' Kwakkels , welken de AlbeftuUrder op ‘jggg?
het Leger der Israëliten deedt neder vl$en, zo-
danige Viffchen uit de Roode Zee «uilen ge-
weeft zyn (*). Dit is te minder oqwaarfchyn-
‘ jy k , om dat deeze, van wegen de grootheid
hunner Vleugelen, nog al een goed end wcgs
vliegen kunnen; inzonderheid als/t nipt o p ,’e
, heetfte van den Dag is , o f als ’ t regent en voor
den Wind. Anderszins is hunne V lu g t, door-
gaans, tot den afttand van een Snaphaarichopt
De Heer E dwards hééft iü zyn Werk over
de Vogelen, om dat de Afbeeldingen der Vliegende
Viffchen, zo hy oordeelt, veelal gebrek-
kelyk zyn , daar van een Figuur ingevöegd Ct)-
Het Lighaam , zegt hy , is van gedaante en
grootte als een Haring , doch de Oogen wac
grooter; de Kleur roodagtig en die der Vlerken,
welke vier in getal zyn , Afchgraaüw , met
donker graaüw gevlakt. Hy merkt aan, dac
het bovenfte gedeelte van de Staart, die ge.
'v o rk tis , kleiner dan het onderfte z y ; ’t welk
niemand , zo hy meende, nog waargenomen
hadt. Petiver , voegt hy ’er b y , geeft de
Afbeelding van een Vliegende Vifch der .Philippyn