464 B i i c h r t v i n g V k 9
IV.
A fdeeu.
XLVII.
Hoofdstuk.
De naam van Scolopax, die zo veel als Snep»
vifch betekent, is door de Autheuren der Die-
renkunde gegeven gevveeft aan een Vifchje van
de Middellandfche Zee, ’c welk te Genua
Trombetta, te Rome Sofietta, dat is Trompet- of
Blaasbalk Vifch, wegens zyne Geftalte, geheten
wordt. Het gelykt, inderdaad, volgens de
Afbeelding, eenigermaate naar een Blaasbalk.
De Heer Gronóvius heeft hetzelve thans
tot zyn Geflagt van Centrifcus of Schildvifch
betrokken, en befchryft het omflandig (*),
Men vindt den Scolopax elders voorgefteld, als
een Vifchje van vier Duim lang, meer dan an-
derhalven Duim breed, dun, met ruuwe
Schubben gedekt en de Snoet zo lang als een
derde van het Lyf hebbende, met een kleine
Opening aan ’t end, daar een dekzeltje onder
aan is, ’t welk dezelve fluit. Zonderling is het
wegens een langen getandcn Doorn agter op
de Rug, die altyd naar de Staart helt, doch
zeer veel opgeligt of neergedrukt kan worden,
maakende dus met de Staart, die een weinig
gevorkt is, als de Greepen van den Blaasbalk
uit. Voor deezen langen vindt penj één en
agter denzelven twee korte Doorntjes, die
dus de vyf uitmaaken van de voorfte Rugvin*
De agterfte hadt 12, de Borftvinnen 14, de
Aars vin 18 Straalen.
Dit
Ahutr. ART. Gen. s4. Syn. 8i , Scolopax. WlLL. p. iSo,
*.AJ. p. jo. CHARLET. p. 123. JONST. Tab. I. N. ».
(*) Zetfb. Gren, faic. X. p. 12*. N. )SJ.
d e H o o r n v i s s c h e n- 465
Dit Vifchje komt te Rome op de Vifch- IV.
markt onder de kleine Vifchjes, die men ’er
Fri&ura noemt, taamelyk veel voor. Men zegt, j-j0ofd»
dat'het meeft na Stormagtig Weer gevangen stuk.
worde,als zig onthoudende in dc Diepte. Sommigen
willen, dat het de Ecbenéis of Remora
der Ouden zy.
Tot deeze Soort zou men, in eenige opzig- ft£°1Undi'
ten, dat Vifchje betrekken kunnen, \ welk
Ray aanmerkt by Nieuhoff, in deszelfe Ooft-
indifche Reizen, voorgefteld te zyn ondier den
jiaam van Hoornvifcb. Behalve , naamelyk, den
enkelen Hoorn op de Rug, welken Ray aan-
, merkt als een voorfte Straal van de Rugvin ,
heeft het, aan den Buik, in plaats van Buikvinnen
twee andere Stekels of Doornen, dje
ook zeer fcherp en krom doch broofch zyn; zo
dat men de Steek, daar door toegebragt , Ve*
nynig of moeielyk te geneezen oordeelt; de-
wyl ’er ligtelyk een brokje van die Stekels in
de Wonde blyfe (*). Het Vifchje, dat de
Heer G ronovius hier toe betrekt, als van hem
uit de Kabinetten' van Seba gekogt zynde,
hadt egter maar drie Straalen in de voorfte
Rugvin en in de agterfte 24 ( f) . Dat gene ’t
welk in ’t Werk van Willoüghby Snipvifcbje
getyteld wordt, zynde de Guabucn der Brafiliaa*
(*) WtLL. Append. p. J. Tab. 10. N. 2. -
( I ) Muf. Ichthyol. Tom. I. p. J2. N. 115.
I.DIE-L. VIII.Stuk* G g •