IV. >, In Noord-Bathnie , naamelyk , begrype
Afdeel. men f onder den algemeenen mam van Streu-
Hoofd 11 m^në en Stroomlingen, verfcheiderley Vifch,
stuk. „ waar van de grootfte (N. i ) d a t eigentlyk
veefcheiden-„ Zee-Haringen zyn , Sill genoemd worden.
„ Aan deeze volgt (N . i ') de Voorjaars
„ Scroomling, dié de naafte is in groocte,
„ zynde byzonder v e t, met ?en fcherpeRug
„ doch groote Hom, en, dewyl men ’er wei-
„ nig o f geene Wyfjes onder vindt, wordt
„ deeze wel gelde Haring geheten. De Herfji-
,, Stroomling (N . 3 .) is ook zeer vet, doch
,, heeft een breede Rug, met een diRke blaauw-
„ agtigeHuid gedekt, gelyk alle andere Harin-
„ gen, en men krygt ’er alleen maar Hom-
, , merts van. De Schakel- Stroomling. (N. 4.)
„ is wat kleiner en magerer, graauw op de
„ Rug en knobbelig, hebbende den Buik vol-
„ gepropt met Kuit en Hom, Deeze blyft
„ goed in ’t bereiden. Hy komt niet in de In-
„ hammen o f Monden der Rivieren , maai' houdt
„ zigop de Banken en Ondiepten aan ’t Strand,
„ wordende met een Soort van T u ig , dat men
„ Skeut noemt, gevangen. De iVe£-Stroom-
„ ling (N. 5.) is weeker, zagter, vetter en
, , kleiner dan de laatftgemelde, hebbende een
, , grooter Kop , fcherper en dunner Buik, met
„ weinig Hom en Kuit , komende fomtyds
„ zeer klein en ongelyk voor. Zy is ook in de
,, toebereiding flegter, en, als menze kookt,
5, zyn aanftonds alle de Borftgraaten bloot.
» In-
Inhammen en Rivieren komt zy o p , worden. IV.
* de niet met Schakels maar met Netten gevan- Afdeei“
” gen. N. 6, die men Scherpbuik of Mes-Stroom* ■
„ ling noemt, en N. 7. de Roodmaag-Suoom- stuk. j
fi ling, behooren tot de Sprot. De vier eers- #
ten maaken de Verfcheidenheden van denHa-
„ ' ring uit, en N. 5. is als een middelfoort
, , tulfchen beiden” (*)•
De Haring wordt, by fommigen, de KoningKoning der
° . VilTchen.
der Vijfcben genoemd, van'wegen zyne nuttig*
heid voor het Menfchdom miÜchien, of liever
om dat hy de Kabeljaauwen, Haaijen en Robben
of Zeehonden, Bruinviiïchen ja zelfs de allergrootften
, gelyk de Noordkaapers en Kazilotten,
o f ook de Walviffchen , voor uit gaat en
als ’t ware den weg wyft, doorzyne Heirfchaaren
; waar van men wil 'dat de Hoogduitfche
naam afkomftig zy. „ De grootfte Soort
M wordt, om die reden , WaMfcb-Haring ge-
,, noemd in Noorwegen, alwaar de gemeene
Man , ’s daags na Drie Koningen, op alle
„ hooge Bergen naar VilTchen begint uittezien,
a die de Komft der Haringen aankondigen.
„ Eerft verfchynt de Springer, die agt o f veer*
M tien Dagen, fomtyds maar drie o f vier Da.
„ gen te vooren, in de grootfte menigte komt,
„ en de Voorlooper is van de groote Walvis-
„ fchen, De Springers Rellen' zig opeen Linie,
j, en
(*) G islers bes* iFifcFtcj*
ling. Stokh. Ferh. V ol, X. p, 109.
I. Dïï'L. VULSTUK,