XXXVI.
H oofds
t u k .
xix.
Cibbofus.
Hoogrug.
P i. LXIV.
l i g . 6.
IV ., A f d e e l i n g ,
Die' iq het Kieuwen-Vlies niet meer dan
vier Beentjes hebben.
(19) Salm met de Rug bultig en famengedrukt,
de Aarsvin van vyftig Straalen.
Iu de Afdeeling vtfn dit Geflagt, welke LiN-
N^us alleenlyk door het kleine getal der Beentjes
van het Kieuwen-Vlies van de anderen on-
derfcheidt , komen eerfl; die Surinaamfchen
voor, daar G r o n o v i u s een byzonder Geflagt
van maakt onder den naam van Charax. Die
naam betekende , weleer, een Soort van Braa-
fem, waar aan de Duitfchers, nog hedeD, den
naam geeven van Karayfcbe o f Karafs. Onze
Autheur noemt de Viflchen van deeze Afdeeling
Cbaracini, als naarden Charax gelykende.
Dit Geflagt heeft, volgens den laatftgemel-
èen (*); het L y f hooger dan breed, eeniger-
maate famengedrukt, met effene glinfterende
Schubben gefchalied: de Navel byna in ’t midden
: de Zydftreep doorgaans regt. De Kop is
hooger dan breed, famengedrukt, weerloos:
de Kieuwendekzelen zyn effen, ongefchubd; de
Tanden taamelyk groot, egaal in beide Kaa-
ken. Het Kieuwenvlies heeft wcderzyds drie
o f
O ? ) Salmo Dorfb gibbofb compreffö, pinna Ani radiis quin.
quaginta.ï Syfl. Nat. X. Charax Dorfb admodum prominu-
lo, pinna Ani radiis quinquaginta quinqne. GRON. Muf I.
n. s 3. T. I. f. 4
( * ) Z o o fh y l, C roH . F a s e . I , p , izj,
of vier Beentjes. Vinnen zyn ’er agt ( f ) ,
waar van, onder de twee op de Rug, de ageer-
fte , of Vetvin, zeer ver af is van de voorfte,
die midden op de Rug Raat, en verder van
den Kop dan de Buikvinnen.
Zyn Ed. telt thans vyf Soorten van Cbaraces,
allen uit Amerika afkomflig. De eerde npemt
h y , Charax met de Kaaken egaal, bet L y f lang-
voerpig rank , de Zydftreep krom : de tweede,
Charax met de Bovenkaak langer en ftomp; den
Kop van vooi'en breeder dan hoog; de Rug vanboven
Jcberp verheven : de derde, Charax met de
Bovenkaak lang f t , het Lyf langwerpig rank, de
Rug naauwlyks boogswyze gekromd: de vierde,
Charax, die de Onderkaak langft heeft, de Rug
bultig uitfteekende; den Kop boeger dan breed en
een zwarte Vlak aan de Borftvinnen : de vyfde,
Charax, met den Kop hooger dan breed, de Onderkaak
langft, de Rug eenigemaate verbeven-
rond en een zwarte Vlak aan de Borftvinnen.
De Kenmerken van deeze twee laatften loo-
pen zodanig in malkander , dat zy met voordagt
fchynen verfchikt te zyn, om niet eveneens te
luiden. De Afbeeldingen ondertuflehen, welken
zyn Ed. van beiden geeft, en de Bcfchry*
ving, toonen aan, dat het weezentlyk verfchillende
1 ( t ) Dit zou de Cbaraces fchynen te onderfcheiden van de
Salmen, waar aan de Heer G r o n o v iu s , thans, maar zeven.
Winnèn toelchryft; doch ik zie niet waar in dit Verfchil be-
ftaa, en waarom de Salmen zo wei geen agt Vinnen hebben»
welken ’er zyn Ed. te vooren ook aan toegefchrecven hadt.
Muf. Ichthyolog. Tom. I. p, i j ,
1. d e s l , Y lil. Stuk,
XXXVI.
Hoofdstuk.