408 B e s c h r y v i n c v a k
XLV.
Hoofd.
STUK.
Chir.eefch
Goudvijchjc
voor my gefchikt. Ik koos de nevensgaande
uit, die, behalve de fraaije mengeling van Goud-
Oranje aan de boven en Zilver aan de onderkant,
ook de Rug voor een groot gedeelte, naby de
Staart, als zwaar verguld hadt, en op ’t midden
van de Rug , in plaats van Rugvin , een
foorc van kromme Hoorn , met een Knobbeltje
daar agter , gelyk de Afbeelding zulks
vertoont. De overige Vinnen kwamen my re-
gelmaatig voor.
Deeze konst naafi: aan de tweede Verlchei-
denheid van Dr. Baster, welke hy noemt de
Goudvifcb met regelmaatige Vinnen, de Rugvin
zeer klein zynde ; doch de Rugvin gelykt in
deeze geenszins naar een Parallelogram , gelyk
zyn Ed. die befchryft en afbeeldt. Onder de
Verfcheidenbeid, welke Mr. Gronovios noemt
Goudvifcb met de Rugvin klein en tegen de Buik•
vinnen over geplaatjt; zou men hem betrekken
kunnen , indien de. Rugvin regelmaatig en
de Rug bovendien niet geknobbeld was. Hy
maakt derhalve, myns oordeels, een nieuwe
Verfcheidenbeid u it, welke men noemen kan,
Goudvifcb met regelmaatige Vinnen, uitgenomen
de Rugvin, die midden op de Rug fmal, dik en
krom is als een Hoorn, met een Knobbeltje daar
agter (*),
( * ) Cypmrns Auratus , Pinnis Regularibus excepta folutn
Dorfali, q u$ medio in D o r fo ,a n g u fta , crafia & C om il ad iiu-
tar cm v a club tu b c icu lo poft
1
d e K a r e e r s . 409
De Geftalte komt, voor ’toverige, met die IV.
der andere Goudviflchen overeen , wier Lig- Afdee&»
haam naar dat van een Karper zweemt, doch
fcherp van Rug is en plat van Zyden, met den s t u k .
Kop in de meeften kort en zeer dik , by de Cihuefj'
Dekzcls der Kieuwen hooger dan breed, doch
aan de Snoet breeder dan hoog. De Oogen
puilen in fommigen meer, in anderen minder
uit, en tuflchen dezelven zyn de Neusgaten,
die in de myne zig als met zekere Klepjes
vertoonen. De Bek heeft de Kaakebeenen
egaal en is Tandeloos , ongebaard, niet zeer
wyd van gaaping. De Rug loopt van het midden
af naar den Kop en Staart; gelyk ook de
Buik in ’t midden, daar de Buikvinnen ftaan,
laagftis, en dit maakt de breedte nagenoeg een
derde van de langte. De Navel vindt men vry
veel agterlyker dan de Buikvinnen. De Zyd-
flreep loopt taamelyk regt, doch in fommigen
een weinig opwaards , in anderen een weinig
neerwaards geboogen , van het bovenfte der
Kieuwendekzelen tot midden in de Staart. De
Schubben zyn zeer groot naar den Vifch te
rekenen, taamelyk rond , eü , gelyk gewoon-
ly k , eenigermaate verfchillende, naar dat men
ze van den Kop, van de Rug of van den Buik
neemt. De Ingewanden komen nagenoeg mee
die der Karperen overeen.
De Heer Gronovjüs heeft thans de Chinee.
fche Goudviflchen genaamd; Karper, die dik-
r.dhll. yui. stvk. C e 5 agtig