IV. Rug en Zyden is uit den vuil bruinen geelagtig,
A fdeel. mec donkerer Streepen , die onregelmaatig loo-
XXVIII,
H oof»
STUK.
pen, getekend : de Onderbuik, gelyk ook de
Buikvinnen, zyn een weinig rood, doch minder
dan in de Baars. De Bovenkaak, die, zo
wel als de Onderkaak, met kleine Tandjes is
bezet, deekt eeo weinig voorby dezelve uit.
Nevens het eerfte Paar Vinnen is een Beentje
met drie Stekels: ook loopen, aan den wortel
der Vinnen, de Kieuwendekzels uit in een
fterke Doorn. De Schubben zyn ruuw gezoomd.
Men vaDgt deezen Vifch zelden, om dat hy
altoos in de diepte zig onthoudt. Sommigen
willen, dat ’er van eep Elle lang zyn. W il -
louhhby heeft ’er één gehad, die in de Do-
nau-Stfoom gevangen was, van anderhalf Voet.
Zelden vallen zy zwaarder dan tien Ponden,
Artedi befchryft een Snoekbaars, van by de
twee-Voeten lang , zeer omftandig. Hy is zeer
vet en wit van Vleefch „ wordende gebraden
o f gedoofd gegeten en voor een Lekkerny gehouden.
in.
Asper.
Ruuw Vilch-
je.
(3) Baars, die de Rugvinnen afgezonderd heeft,
de agterfie met dertien Straalen.
G esnerus noemt deezen ruuw Vifchje, naar
een
(3) Per ca pinnis Dorlalibus diftinétis , fecundx radiis tre-
'decim. Syjl. Nat. X. Perca lineis utrinqne oclo vel novein
transveriis nigris. ART. Gen. 40. Syn. 67. Asper Tifciniliis.
wild. p. 294. Raj. s i . Jonst. Tab> XXVI. f. 12.
m m M x
een Grondel gelykende. Het wordt, te Lions IV.
in Vrankryk, Apron;gte Regensburg, daar het ^ v m *
zeer gemeeD is , Streber gebeeten. Van Ge- hoofd-
flalte is het langwerpiger en dunner dan de stuk.
Snoekbaars , hebbende ook op de Rug , van
den Kop tot aan de voorde Y in , een Soort van
hol groefje. Met agt o f negen zwarte dwars-
dreepenis he t, op geïyke^manier als onzeBaar-
fen, getekend. De Rug is Schubbig, de Buik
naakt. In grootte komt het, op .ver naa, niet
by den naadvoorgaanden , daar het o o k , in ’c
~ wetal der Vindraalen , merkelyk van verfchilt. ^
De Heer Gronovius befchryft (*) zodanig
een Vifchje uit den Donau, hem door den Heer
K ramer vereerd ;’t welk zynEd. vergelykt met
het gene men te Regensburg Zindel noemt, en
‘ dat een Verfcheidenheid zou zyn van-deze Soort.
In de voorde Rugvin van hetzelve vondt hy
13 ftyve fcherpe , in de agterfte 18 getakte
Beentjes; 14 in de B o rd - ,6 in de Buikvinnen:
•de Aarsvin hadt ’er 13, de Staart 17. Zyn Ed.
merkt aan, dat fommigen deezer Beentjes wel
d y f doch domp zyn ; ’t welk een byzonderheid
is in dit Vifchje. Het hadt maar v y f o f zeven
zwartagtige fchuinfe d^ars-dreepen op de Zy-
den. De Streber , die dunner is van Kop en
L y f , hadt 8 Beentjes in de voorde Rugvin.
( 4)
(*) Zcöphyl. Gron. Fafc. I. F- J>*< K» 3°3-
I. Deel. VIII. STUK.