XLV.
H oofdstuk.
•
Braafem.
4 4 2 B u c e r t v i k o V A s
fera; hoedanige Viffchen, zegt zyn E d ., de
Rugvin korter , de Aarsvin langer hebben,
regt anders dan in de Karper, van welken hy
deeze Sooit onderfcheidt, doordien aan dezelve
dat Haakswyz’ Beentje van de Rugvin, ’c
welk hy het eerfte of voorfte ftek te zyn, ontbreekt
(*). In de Mannetjes, zegt hy, komen
, in de Maanden Maart en April, witagtige
harde Knobbeltjes of Nageltjes, die de Vis*
fchers Bloemen noemen, uit de Huid en Schubben
op, gaande vervolgens weder weg. Om
die reden noemt menze, alsdan, Doorn - Bras^
fem, en zyn Ed. verzekert, dat het de zelfde
Vifch z y , welke Cyprims davatus of Pigus geheten
wordt, zynde hier voor tot een andere
Soort betrokken ( f
De Braafems beminnen de Meiren of Moe-
raflen, waarin z y , zo'tfchynt, van Slibber en
Slyk, of van de Infekten en Kruiden, daar in
groeijende, leeven. Ook vindt menze in Rivieren
en afloopende Wateren , doch niet in fterk
vlietende Beeken. Zy gaan zelden de grootte
van vyf of zes Pond te boven: zo dat het als
iets zonderlings moet aangemerkt worden, dat
Rondeletius getuigt, hoe hy ’er in zeker
Meir gezien hadt, van twee Ellen lang en twee
Voe-
(*) Brama primo radio Pinn* Dorialis flmplici, nonhama-
Miff. V. p. fii. N. i. Anderen ftellen het tweede
anderen het derde Beentjes van de Rugvin, in de Karper
Haakig. Zie blad*. 37J , hier voor.
( f ) Zie bladz. +19.
D E K a r f e r . 443
Voeten breed. Sommigen Rellen den tyd der IV.
Voortteeling in de Mey-maand. Volgens Lm-
ljsus ryën zy , wanneer de Mannetjes Je- Hó0F*„
neverboom bloeit, en zyn Stuifmeel uit- • stuk.
. 1 Braafemm
werpt (*).
De Geftalte van deezen Vifch is, als gezegd
is, brééd en byna Ruitagcig; ook zeer plat van
Zyden en klein van Kop, fcherp van Rug en
Buik, met breede Schubben gedekt. De Kleur
is op de Rug, gelyk de Vinnen, bruin of zwart-
agtig; aan de Zyden en den Buik wicagdg of
bleek , maar, in de genen die Oud zyn , Goudgeel.
In de Rugvin heeft Aktedi l a , in de
Borftvinnen 1 7 , in de Buikvinnen 9 , in de
Aarsvin 27 en in de Staartvin 19 Straalen geteld.
De mee fte Meiren en {taande Wateren, in
Sweeden , voeden , zegt hy, deezen Vifch,
die zeer fmaakelyk geoordeeld wordt. Men geeft
’er meer Gelds voor , dan voor den Karper, zegt
K l e in ; want men agt hem lekkerer, doordien
hy vafter is van Vleefch en Léver dan die. Ook
wordt hy by ons zeer vet ( f ). Hier te Lande
is de Braafem ,• gebraden of geftoofd, in de
Winter een aangenaam Geregt (|).
( * ) Faun. Suec. pag. iz l .
(t_) Pi/e. Miff. V. ut fiipra,
(J.) De Lekkerbekken, zegt Gesnekus, houden randen
.Snoek de Staart, van een Karper den Kop, maar van denBraa-
fem het middel gedeelte voor het befte,
I. DEIL. vm . STUL.