grootte van deeze Monftreufe Visfchen beveftigd wordt. De
HeerSAVARY, van de Fakulteit van Parys, Doktor van de
Zeemagt te Breft, befchryft daar van de Geftalteen de Ingewanden
omftandig, en verbeeldt zig, dat de Meerman,
die, als aan de Kuft van Xermorvan, vier Mylen van Breft,
op *t Strand gefmeeten en gedood zynde, in het Journal
Encyclopedie van 15 January 1763 befchreeven wordt, ook
een Zee-Duivel gewceft z y : doch wegens de langte van
' twaalf Voeten, die’er aan teegefchreeven wordt, en wegens
de gedaante, zou ik eer denken om den Haay-Roch of om
den Zee-Engel. Hoe ’t zy> een der gemelde Hoofenbek-
ken hadt in de Rob een Haay van langte als de Arm van een
Menfch, en een Zee-Naald of Naaldvifch, (zegt deBefchry-
ving.) welke op die Reede zeer gemeen zyn, beiden nog by-
na ongefchonden. Zie Journal de Medecine, Chirurg. &c.
Janvier 1765. pag. 5 1.
D E V I S S C H E N .
VII. S t u k , Bladz. 6.
Het Verbod van Vifch te vangen in de Rytyd meent de
Heer L und , Raadman te Linköping in Sweeden, dat niet
noodig zou zyn, indien men flegts, voor ieder Vifch dien
men in dat Saizoea ving, eenige duizend Jongen deedt voetplanten.
Zulks, zegt by, kan zeer gemakkelyk gefchieden,
wanneer men de Kuiters, tegen den tyd van het Schieten,
met ettelyke Hommers, in een Soort van Houwer doet,
waar van de Bodem en Zyden van binnen met Dennenrys
bekleed zyn, daar de Kuitkorrels aan kleeven, en door dit
middel kan menze zelfs in andere Vyvers, Meiren en Wateren,
planten; mids de Vifch, .als dezelve gefehooten heeft,
daar uit genomen, en dan het Rys van een gefpreid worde;
bren*
b ren g en d e h e tz e lv e in een Vat of Pot, onder Water, der-
waardsover. De Baars, e rk en t b y , is w a t tra ag in h e t
K u i t - f c h ie te n , ten z y men d e e z e n Vifch, d o o r d e e n g te
van de Plaats en door Zonnefchyn, daartoe aanzette ofdwinge.
Zo dra de Vifch gefehooten heeft, kan men hem op-
eeten ; doch dewyl de Hommers meeft geagt worden,
fchynt rny de nuttigheid van die manier voornaamelyk daar
in te beft aan, dat men de Hom, die veelal vrugteloos ver.
dwynt, tot nuttigheid doe ftrekken ; en dat men de vernieling
van de Kuit, ’tzy door Menfchen of andere Viffchen,
voorkome. Ziebreeder, de Stokholmfe Verhand. XXIII. Si uk ,
voor ’t Jaar 1761. Leipzig 1764, bladz. 184.
Bladz’. 23.
w
Omtrent de menigvuldigheid van de Korrelen der Kuit
in de Viffchen, heb ik, wegens deongelyke begrootingen, in
’t byzonder gefproken, toen ik de Kabeljaauwen, Salmen
en Haringen befchreef- Zie wat de Karpers belangt, dit
VIII. Stuk, bladz. 364. Het yerfchil, ’ t geen L e e u w e n hoek,
aangaande de. veelheid in de Kabeljaauwen, opgeeft,
fchynt al te groot: dewyl hy elders van negen millioenen,
elders van minder dan één millioen fpreekt. De gemelde
Heer L u n d , te Linköping in Sweeden, heeft onlangs, door
zync Tellingen van de Korrelen der Kuit in. eenige birmen-
landfchc Viffchen, de veelheid ook verfchillende bevonden,
Zelfsi»die van de zelfde Soort, van eenerleyOuderdom en
Grootte, in een Snoek, van tuffehen zeventien en agttien
Pond, die 108 Loot Kuit hadt, was het getal der Korrelen,
volgens de telling van een Grein, 272160; dat niet zeer
veel van bet getal in een Karper van agttien Duimen lang,
door Monfr. P e t it le Medicin gevonden , verfchilt. In een
Braafem, van by de. drie Pond zwaar, was het getal der
Korrelen 13781*. Een Afp, dat een foort van Karper is,
QP 4 in
WÉ il
■i l Hlf
s »
l m
mm