1M
lm fl
1
i
Ijlpj
p Iffcl
1m9
9 l i l Kil:
WK
1 _ — M i
iiiii i n i
§P^i ||j|gr m
f f f
i 1/ \i
i 76 fe E S C H R T V I N G
ï i A fd e e l . Ondertuffchen is dit een Geneesmiddel, dat ori-
XXXIV. der ’t Landvolk tegen de Pleuris, Zeere Keel
ïtuk° FD cn ^et Kolyk of Lendepyn, gebruikt wordt,
ßoki doende weezentlyk minder nadeel dan de me-
vuldigë Aderlaatingèn, indien de Kwaal mee
geen Ontfteeking is verzeld. Öók is ’er een A rcanum
Sanguinis Hircini in de Apotheek bekend.
Men gebruikt het doorgaans ter veelheid van
een Drachme, gemengd met Kreeftsoogen,
Walvifch-Schot ,* Draakenbloed en dergelyke
Middelen.
n. ibex.
Steenbok.'
( i) Geit met kriobbeligë Hoornen, die naar dé
Rug omgeboogen zyn.
Onder de wilde Bekken heeft deeze de eer
fte plaats , die tan de Dïerbefchryvers in ’t algemeen
Ibex geheten wordt, en onder dien
Naam by J ohnston, Tab. X X V I I I , zeerwel
is afgebeeld. Van ibmmigen wordt hy ook, zö
de Heer K l e in aenmerkt, Capricornus getyteld,
en niet onwaarfchynlyk zal het Zodiaks-Teken
van den Steenbok naar dit Beeft genoemdzyn.
Sommigen willen, dat het betekend worde door
’t Hebreeufch woord Akkoo, ’ t welk maar eens
in ’t Oude Teftament voorkomt, en aldaar
Steenbok vertaald is in de Dörtfchè Overzétting
Steenbokken, ota dit l^atfïe ktagtigeraan re merken; ge-
lyk fommigen doen.
(2.) Capra Cornibus nodofis, indorfmn reclinatis. Syjfi*
Nat. VI. Ibex. Olear. M us. Tab. X. Fi". i. R at.
Qjtadr. 79. Wachn. Helvet, tf&.
ting (*). De 'Griekfche1 Naam is Tragosagriosi, Afdeel;
of wilde Bok, en de Höogduitfche Steinbuck; XXXtv.
doch de Switzers der Gebergten noemen hems^ ° " FD‘
Tbfch, dat buiten twyfel van Ikxafkomt, een Sts.enbok,
woord, welks afleiding door Hesychiüs genomen
wordt van het geweldig treffen met zyne
ontzaglyk groote Hbörnen. Beléonius zegt, dat
’er een foort vah wilde Bokken is, op Candia
zeer gemeen, welke de Franfchen Bouc-EJlain
noemen, en dit is de Steenbok, daar wy van.
fpreeken. By verkorting wordt dit Beeft in ’C
Franfch ook Bouquetin of Bouctain genoemd,
De Woonplaats van deeze Beeften is op de wooff.’
toppen der. hoogfte Bergen en Steenrotfen vanPlaats‘
de Alpen, op de Grenzen van Switzerland en Sa-
voije ; hoewel menze ook vindt in Dauphiné ên
elders, ja buiten twyfel zullen ze insgelykswe}
in de Pyreneefche Bergen , tuffehen Spanje en
Vrankryk, zyn. De Heer A ltm an n van Bern
gaf onlangs b'erigt ( f ) „ dat de Bouquetins zeer
„ gemeen plagten, te zyn in deSwitzerfche Al-
ï pen, maar, dewyl de Ingezetenenaanmerke.
f jyk vermenigvuldigden (zegt hy) ,! heeft men
„ Huizen gebouwd op die plaatfen zelfs', daar
„ deeze Beeften gewoon waren de wyk te nee-
„ men, en, dewyl de Jaagcrs niet opgehouden
„ hebben hun te-vervolgen, zo vindt men ze niet
„ dan'
(*) Deuteron. Kap. XtV. vers 5. Alwaar de Vui.öatX
Trarelaphus heeft, en daarom wordt het van fomtttigec
met reden Cerxicapra ot Hertebok vertaald.
(t) Journal et vanger. Fevr.1755*
I. D£ex. III. Stuk* ^