I. Afdeel, niet onaardig, met deeze Soort, die immer zo
XXXIII. veel in kleinte uitmunt by de Herten, als de
i ! r FD' Kemel-Pardei in grootte of hoogte. 5t Is my
duifler of dezelve ook by iemand anders zy aam
getekend of befchreeven: want het Diertje, dat
fommigen het Guineefch Rheetje noemen,
waar van S e b a de Afbeelding geeft, wordt door
onzen Autheur tot de Geiten t’huis gebragt,
Deeze Soort, zegt hy, heb ik de Hoornen niet
van gezien , egter behoort zy tot dit Geflagt,
Zie hier de Befchryving, zo als die in het Ka-*
binet van den Koning van Sweeden door hem is
* te boek gefield.
Ge Halte. Het Lighaam heeft de grootte van een Kater
, het is grys, met een zwarte Streep tuffchen
de Ooren, en een groote zwarte Vlak boven de
Oogen. De Hals is , aan beide zyden, in de
langte zwart; het Borftbecn in ’t midden zwart;
gelyk ook de zyden van den Buik, tot aan de
Kniefchyven toe, Van den Aars, tot aan het
buigen der Beenen, loopt van agteren een zwart-
agtige-Streep. De voorfle Kniejen zyn ook van
vooren zwart, en een frhalle zwarte Streep
loopt langs de Pooten heen, tot onderen toe.
De Ooren zyn taamelyk lang: het heeft d<?
Staart van onderen zwart. De Schenkels zyn
omtrent van dikte als eens Menfchen Vinger.
I- A fdeel.
XXXIV.
X X X IV . H O O F D S T U K . Hoofdstuk.
Befchryving van ’t Geflagt der G e it e n , waarin
. behalve de gewoone Bokken, en die van Angora
, wegens hunne Wol, het zogenaamde Ke-
melshair, vermaard ,* ook de Steenbok en Gems,
benevens verfcheide Afrikaanfche en Indiaanfche
Hertebokken , die den Oricntaalfchen Bezqar
• uitleveren, en anderen, begreejm zyn,
G Elyk omtrent de Herten, zo (temmen ook Kesmer-
omtrent de G e it e n de hedendaagfche ken‘
Dierbefchryvers, die zig aan eenig Samenftel
binden, overeen; dat deeze Beeften een Geflagt
uitmaaken, "t’welk niet minder talryk is dan
dat der Herten. De HeerBitissoNonderfcheidt-
ze van den Kemel-Pardei, wiens Hoornen ook
byna regtop liaan, doordien de voorfle Beenen
en de agterfle byna gelyk van langte zyn.
Behalve de gehoefde Pooten, die het.algemee-
ne Kenmerk deezer Orde zyn , en de agtSny-
tanden in de Onderkaak, zonder Hoektanden,
benevens de holle Hoornen, welk alles de Gei-
ten met de Schaapen en Koeijen gemeen hebben
, merkt L innaïus aan, dat haare Hoornen,
opwaards gekeerd, opflaande en ruuw of oneffen
zyn. Voorts onderfcheidt hy de Soorten ,
veelal, door de byzondere gedaante en kromte
deezer Hoornen.
’t Getal der Soorten van het Geiten-Geflagt soort«?,
is