I. Afdeel. Inboorlingen van hetzelve, uit hoofde van hii'ri-
XXXIII. ne oude Vryheden en Voorregten , geenzins,
Hoofd- noch ten opzigt van het kleine noch van het
m ’K* grove Wild, Vogelen of Viffchen, aan dit Plakkaat
onderworpen zyn (*).
In de andere Provintiën is, ten opzigt van de
genen, die men tot de Jagt gekwalificeerd oordeelt
, een merkelyk verfchil. In Vriesland (Iaat
dezelve, behalve de Hooge Regeering en Edelen
, Grietsluiden, Burgemeefters en Eigen-ge-
ërfden, ook vry aan alleStaf-Officieren tot Majoor
incluis. In Gelderland mogen zelfs de Burgers
en Inwooners, die jaarlyks 25 Guldens aan
de ordinaire Verponding betaalen, Jaageninhet
Kwartier; en aan alle de Burgers der Steden
ftaat zulks vry , binnen het Schependom der'
Stad, daar zy woonen en het Burger-Regt genieten.
Het jaagen , vangen of fchieten, van
Herten, Hinden, Rheen en Zeegen, is in dee-
ze Provintie , zo in als buiten den beflooten tyd,
aan de Gekwalificeerden zelfs, uitdrukkelyk
verbooden. In die van Utrecht fiaat het jaagen,
vangen of fchieten, van het grové Wild , aan
de genen die tot de Jagt bevoegd zyn, naame-
lyk de Hooge Regeering, Edelen en Magiftraa-
ten der Steden, binnen hunne Jurisdictie v ry ,
doch aan alle anderen is zulks verbooden, op
verbeurte niet alleen van ’t gevangen ofgefchooten
(#) Verhandel, van 't Ja p .I[ep der Wejffriezen, door
J. Bent. Hoorn 1761.
tën Wild, van de Honden en andere Werktui- [.A fdeeI;.
gen tot de Jagt ■ gebruikt, maar bovendien op XXXI Hé
eène Boete van driehonderd Guldens, of uit het gTU° .
Stigt gebannen te worden, haar gelegenheid van
Zaaken; alles volgens de Ordonnantiën van wy-
len zyne Hoogheid, gegeven in den jaare 1750.
Haare KoninglykeHoogheid, Anna, Wedu-
tve van gemelden Prins, maaktë in ’t ja a ri7 jd
een Reglement op de Jagt in de Provintie van
Groningen; volgens ’t welke de Ingezetenen
die tot zekeren trap gegoed zyn in Landeryën j
in de Voornaamfte gedeelten van deeze Provintie
mogen Jaagen; behalve in Sapmeer, alwaar
zulks aan de Regeering alleen vry Haat, en in
de Ommelanden, daar niemand verder de Jagt
mag oefenen, dan zo verre het Gebied ftrekt
Van den Regtftoel tot welken hy, gekwalificeerd
zynde, be'hoort: én de Militaire Officieren zyn
niet dan wegens hunne Goederen bevoegd tot
de Jagt, uitgenomen de Kommandanten van Gro-«
ningen en die der Schanfen en Fortreflen in
Wedde en Weftwoldingerland, zo verre- hun
Kanon kan reiken (*).
De vrye Jagttyd, voor Hadzen en Gevogel» Open en
te, ftrekt zig in de Provintie van Holland uit, ^efloo‘en
0 Jagttyd.
van den 1 September tot den laatftcn van
November; in die van Utrecht van half September
tot half December; in die van Gelderland
tot in January of February, en in die van
draf-
(*) Zie jle Nederlandfche Jaarloekèn Van ’t ja
Jjlada. ±341.
ï . ÖSK. IÏIStüK' B £