XXXIII.
Hoofdstuk.
Wandal*
ligheid der
Hoornen.
zy aan de zwelling van een gedeelte der Huid *
welke aan den Wortel der Hoornen een zoom
maakt , die van de Jaagers de Roos genoemd
wordt: zo dat men ’t eenigermaate by de uit-
dry ving der Tanden uit hunne holletjes kan ver-
gelyken. Indien men op de Iloutheid agt geeft
van de Vliegen, die haare Eijeren gaan leggen'
binnen den Endeldarm van ’t Paard, of van die,
welke ten zelfden einde in de Neus der Schaa-
pen kruipen; zo zal men zig niet verwonderen
, dat de oorfprong deezer Wormen in het
Hert aan een dergelyke oorzaak toe te fchry-
ven zy. De Heer R eaumur, immers, heeft
ontdekt, dat deeze Wormen ook in Vliegen
veranderen.
Onder de Ziekten van het Hert zou men ,
miflchien, kunnen tellen de Wanftalligheid der
Hoornen, die het voornaamfte deel zyn , ’t
welk by deeze Beeften in ’t oog loopt. Men
vindt fomtyds den eenen Hoorn korter dan den
anderen, of beiden niet met even veel Takken
voorzien: de Stam van den eenen Hoorn is wel
cens gevorkt, of in twee-en verdeeld, ja in drieën
: ook zyn de Takken fomwylen fcheef ge-
plaatft. Alle deeze mismaaktheden fchynen de
overeenkomll van de groeijing der Hoornen,
met die van *t Boomgewas, nader te beveiligen.
Maar onder alledie Wanftalligheden, welken
in ’t Kabinet van den Koning van Vrank-
ryk menigvuldig vertoond worden en door den
Heer Daübentom befchreeven, vind ik ’er geen
van
v a n Ö e H e r 't e n .
Van een Hertsgewey met drie Hoornen, *t welk i, AfdeöLj
door den Heer D. L odewyk Godfried Klein in XXXIIL
de Verhandelingen van de Roomfch-Keizerlyke Bctvhi- J STUK#
Akademie is afgebeeld. Deeze Hoornen, zegt
hy , hadden ieder hunnen byzonderen oöriprong
of Wortel (*).
De Herten zyn door gantfeh Europa, ten ’t Hert
minite in de gemaatigde deelen, gemeen : vanKanató*
zelfs in Noorwegen vindt roenzë en in ’t Noorden,
uitgezonderd miflchien Lapland: in A lle,
vooral in Tartariè en de Noordelyke deelen van
Ghina, worden ’er ook menigvuldig gevonden:
Bovendien zyn zy in Amerika: want het Hert
van Kanada verfchilt niet van dè Europeaan,
fchen dan door de grootte van zyn Hoornen 3
benevens het getal en de ftrekking van derzel-
Ver Takken, die fomtyds haakswyze naar agte-
ren zyn .omgeboogen. Egter is dit geen beften-
dig onderfcheid ; want men vindt ’er 3 onder dé
Europifche, die ook kromme Takken hebben aan
de Hoornen , en de Kanadafche zyn fomtyds met
fegte Takken. Dus zyn ’er ook, die eënigé
Punten hebben als een Kroon boven aan de
Hoornen, welken men zeer zelden in Vrankryk
ontmoet, maar die in Duitfchland en Moskovié
voorkomen, zynde een enkele Verfcheidenheid
Van deeze Soort. In Amerika, zo wel als iri
Europa, vindt men klpine en groote Herten 3
inaar zy féhynen aan de koude en gemaatigde/
Lugt-
(*) Novd .stel# Thyfico-Med* Na tune Curiofor. Toni. I.
Öbferv. 39. Tab. III.
I; Dse.u III Stuk. F 2