I Afdeel. de Heer B risSon fehynt zulks vaft te ftclv
XXXXuJ ctl Dceze z£gt, dat de Duicfchers hem Fajjz*
Hoofd- Wabl, Zuber- IVcihl, dat is Ton- of Kuip-Wal-
vifch, noemen. De Sweeden geeven ’e r, volgens
L inna?.us, den naam aan van Loopare,
en die jan de Kuden woonen noemen hem
Looper , in Noorwegen Springwal of Springer;
de Engelfchen Grampus, de Schotten North-
kaper (*). Rajus heeft hem de kleine Wcil-
vifch, met Tanden in de beide Kaaken, geheeten.
De langte des Lighaams is, volgens den Heer
Brisson , van 24 of 25 Voeten, zo dat hy de
andere Dolphynen in grootte ver te boven gaat.
Omtrent den Buik, daar hy dikd is, overtreft
de middellyn de helft der langte. De beide
Kaaken zyn met ftompe Tanden gewapend. De
Onderkaak is veel grooter en dikker dan de Bovenkaak.
De Oogen gelyken naar die der Bullen.
Op den Kop heeft hy een Kanaal, waar
door hy Water uitwerpt. Zyne Rugvin is meer
dan drie Voetenlang: de Huid zeer glad, zwart
op de Rug en wit aan den Buik. Men vindt:
hem in de Weder-Oceaan.
Omtrent de gedaante van den Kop merkt men
aan, dat dezelve van vporen ingedrukt is , eq
naar een omgekeerde Sloep gelykt. Het end
yan de Bovenkaak deekt egter een weinig uit,
- j l s
(*) Dit getuigen Rajus, Ar t ïd i en anderen: doch
dat hy de Vifch niet zy, dien men in Groenland en door
^len geheelen Atlantifchen Oceaan de Noortkaaper noemt >
pit het voorgaande blykbaar.
als de Neus van een Schoen, zo dat menze als j. Afdeel.
opgewipt kan aanmerken; maar de Kop loopt XXXXII.
niet fcherp, gelyk in de Dolphyn, blyvende g^ ° FD‘
voor en agter even dik.
Deeze Viflchen werpen, gelyk alle Viflchen
van deezen Rang, de Walviflchen, Kazilotten
en Dolphynen, levendige jongen, welken door-
gaans aan de Pramroen van de Moer hangen of
van dezelve met de Vinnen vaflgehouden worden.
Men vangtze te Sündmoer, aan de Kuft van
Noorwegen, op de volgende manier, in groote
menigte. De Viflchers roeijen er met hunne
Schuiten agter, en jaagen deeze domme Dieren,
met kloppen en polderen in’tWater, dat
dezelven pp ’t drooge loopen , alwaar zy dan
geflagt wprden. Zy geeven goede Thraan, en
hun Vieefch wordt van het Volk aldaar voor
zeer fmaakelyk gehouden.
Rajus getuigt dat hy zodanige Viflchen gezien
heeft, van 16 tot 18 Voeten lang. Zy
naderen, volgens hem-, de Schepen onbe-
fchroomd, en zwemmen, gelyk de Dolphynen ,
altyd met den Kop in den Wind. Hy verhaalt,
nog een anderen Vifch gezien te hebben van
de zelfde Soort, dien men, met nog meer re-»
den, Botskop zou kunnen noemen, alzo dezelve
het voorde van den Kop zeer domp had.
De Rugvin was driemaal zo lang als die van
den voorgaanden; de kleur donkerer; doch de
grootte eveneens, *
ï, DfiÉ!. lil Stuk, Mm 3 Ik
» ||l
i^ __