I. Afdefx.
xxx ni.
Hoofdstuk.
Kleine
Faarcljes.
Vuur en ligt ter Been zyn ; hebbende de Hoeven
zeer hard doch fmal; den Kop zeer lugtig
doch te klein ; een langen fty ven Hals, de Bee-
nen al te hoog: zo dat hun weezendyk de fraaiheid
van Geftalte , en dit ook maar alleen,
ontbreekt; want zy zyn onvermoeid en onver-
beeldelyk fnel in ’t loopen. De Tarters leeven
met hunne Paarden byna als de Arabieren; doch
zy gewennen ze reeds van de tedere Jongheid
af aan den Toom, doende ’e r , als zy zeven o f
agt Maanden oud zyn, Kinderen op ryden:
doch zelf maaken zy ’er geen gebruik van,
voor dat de Paarden zes of zeven Jaaren oud
zyn. Alsdan kunnen deeze Dieren een onge-
looflyke vermoeijing uitftaan; gelyk twee of
drie Dagen agtereen te loopen zonder ruften,
vier of vyf Dagen door te brengen zonder ee-
nig ander Voedzel, dan een hand vol Gras of
Kruid om de agt Uuren, en evenwel een Etmaal
Zonder drinken te zyn. Het overzwemmen van
breede Rivieren met deeze Paarden is by dit
Volk gemeen. Hoe fterk en hard ook van
natuur zynde , vervallen zy als menze in
China of In die brengt, maar blyven inPerfieen
Turkyë taamelyk gdfed.
Onder deeze Soort van Dieren is een Ver-
fcheidènheid die in kleinte uitmunt/doch anders
byna alle de veranderingen van Geftalte ,
Deugd en Eigenfchappen der Paarden van ge-
woone grootte heeft. Die flegte Neger-Paar-
den, by voorbeeld, zyn zo’ klein, dat indien
’er
’er een Menfch op zit, zyne Voeten den Grond j afdeel
raaken. In ’t Mogols-Land vindt men ’er, vol- XXXVIÏ.
gens T a v e r n ie r , nier veel grooter dan een I ïoofd-
Bulhond: in Corea zyn ’er van niet boven deSTPii*
drie Voeten hoog. Dus hebben de kleine Tarters
oök een Ras van zeer kleine Paardjes, die
niet minder vlug zyn en fterk dan de Tartari.
fche, zo even gemeld. De kragt en moedigheid
der Hiclandfche en Noorfche Paardjes , is
iedereen bekend. Men vindt ’er dergelyken in
Schotland en in Ierland, die door deEngelfchen
veel worden opgekogt om hunne fraaiheid van
Geftalte. De Heer A nderson verhaalt, dat
de Yslapdfche Paardjes uitmunten in kragt en
vlugheid, doch dat dezelven tevens zeer koppig
en boosaartig zyn. Zy leeven, ’t geheele Jaar
door,' in de open Lugt, en moeten hun Voedzel
zelf zoeken, wordende door de Natuur, te.
gen den Winter, met een dikke Vagt van lang
ftyf Hair befchut.
De Levensmanier der Paarden in Lapland, Lapland-
zegt de Abt O u t h ie r , is mooglyk een der den>
zonderlingfte zaaken van dat Geweft. Men
maakt ’er geen gebruik van, dan ’s Winters,
wanneer menze voor de Sleeden fpant om Le vensbehoeften,
inzonderheid Hout en Voorraad,
te vervoeren: want by Zomer gefchieden alle
Reistogten en Transporten met Schuiten. In
de Maand Me y , vroeger of laater naar de lang-
te van den Winter; zo dra, naamelyk, als de
Sneeuw is weg gefmolten, laat men de Paarden
j. deei. iu, stvk? Aa 3 los