'ï n
1
I. Afdeel, fcben, oordeelt, dat men hem met regt kan noe-
XXXXI. men, Kleine witte PKalvifch, die in de onderfte
tuk° FÜ~ Kaak alleenlyk Tanden heeft, zonder Kin op de
IFitvifcb. Rus-
De Engelfchen plagten, in den aanvang der
Walvifch-VifTchery, zo ’t fchynt hun werk te
maaken van den Vangfl deezer WitvifTchen,
die toen veel in de Baaijen van Spitsbergen waren
, gebruikende daar toe Netten, uit zwaare
Touwen beftaande. Dus is het te begrypen ,
hoe zy zig, na de ontdekking van Spitsbergen,
eer kunnen bemoeid hebben met de VifTchery
dan de Nederlanders, zonder egter den regten
Walvifehvangft te verftaan (*). Men hieldt.de
WitvifTchen , 'indien zy veel gezien werden,
als een teken van een voordeelige VifTchery.
Thans komen zy in Straat Davisnoch wel voor,
doch men agtze naauwlyks de moeite waardig,
omze te vangen ; eensdeels om dat de Harpoen
in hunne Huid zo ligt uitfeheurt; andersdeels,
om dat ieder Vifch maar één of twee
Vaten Spek uitlevert.
De Witvifch verfchilt van den Walvifch zeer
weinig in Lighaamsgeflalte, en men kanze van
de jonge WalvifTchen niet dan door de kleur on-
derfcheiden; hoewel de Kop watfpitferis, waar
op
(*) Hier door wordt eene duifterheid opgehelderd , die
fornmipen heeft doen vaftftellen, dat de Engelfchen zig
eeriige Jaaren eer op den Walvifehvangft zouden toegelegd
hebben dan dè Nederlanders. Vergel. bladz. 449, hier
voor .nietZorgdrager Groenl. yijjibry. ’sHaage. 1727.
Wadz. 126, 19 1 , i j>5 en 207.
ifwffifWiw
[fï'l fjj
op. de WitvifTchen insgelyks een Bult hebben jv afdeel.
cn geen Vin op de Rug. Zy fchynen ook maar XXXXI.
één Blaasgat in de Kop te hebben , daar de st^ ° ofd’
Heer A nderson in het Bekkeneel van eenen
Witvifch twee Gaten vondt; doch het kan zyn,
zo hy aanmerkt , dat dezelven in een enkele
Vleezige Buis uitloopen, en dus maar ééne Straal
geeven. Men heeft in de gedroogdeKaakebeen-
deren bevonden, dat de Onderkaak, wederzyds,
met agt kleine Tanden is gewapend, die een
weinig krom zyn, platagtig en gerond van boven
, leggende als op de rug in de Kaak. Volgens
’t eenftemmige berigt der Groenlandsvaar-
deren heeft deeze Vifch in de Bovenkaak in ’t
geheel geen Tanden, zo dat hy zekerlyk tot
het Geflagt der Kazilotten, en wel tot deeze
Soort , zal behooren.
(2) Kazilot zonder Kin op de Rug, met een Ma®fc
Buis in de Nek. phaius.
Potvifch.
Deeze is het, die van de Nederlanders ge-
meenlyk Pot- Walvifch of Potvifch genoemd
wordt, wegens de dikte van zynen Kop, waarin
hy uitmunt by de WalvifTchen niet alleen,
maar ook by de andere Soorten van Kazilotten ,
ver-
(2) Phyferer Dorfo impenni, fiftnla in Cervice. Syfl.
Nat. X. Catodon fiflula in Cervice. Ar t . Gen. 78. Syn.
108. Fatm.Suec. 262. Cete. Clus. Exot. 131.. CeteClufio
Rescript. Wiel Ichth. 41. Balaena major, in inferioretan-
tum Maxilla dentata, macrocephala bipinnis. R a j. Pwf-
ïy , 1 1 .
I, P keu III. Stuk* l i j