lil I
I I
I . Afdeel, ne Vuiligheid gcmcft wordt. Honderd Schaa-
XXXV. pen kunnen , in één Zomer, op die wyze vier
stuk° FD" Morgens Land genoegzaam in ftaat ftellcn voor
den tyd van tien Jaaren; zo de Heer de Buf-
fon verhaalt. In Engeland doet men dit’s Winters
, door deeze Beeften in Hokken, die men
verplaatzen kan, op de Landen te houden, en
ze ’er de Raapen, die daar in gezaaid zyn, te
laaten af-eeten. In fommige deelen van onze
Provintiën wordt van die Keutels , zegt men,
in de groene Kaas gebruik gemaakt, en de
Noorfche Boeren bereiden daar van, met El-
zenbaft in dikke Melk gekookt, een goede
Brandzalve.
’* Vleefch Het Vleefch der Hameien, of gefneden en
en ei e 'gemefte Rammen, is aangenaam van Smaak,
ligt verteerbaar, en zeer voedzaam. Men houdt
het in Vrankryk voor eene lekkerny. Van de
Tong en Staart worden veelerley Geregten vervaardigd
: het Afkookzel van de Kop en Poo-
ten is dienftig om de Ledemaaten te ftooven in
eene Uitteering of opkrimping der Peezen, of
ook tot een Darmfpoeling in de Roode Loop
o f Perfing tot Afgaan. Niet minder' nuttigheid
heeft men van de Melk der Schaapen, welke
in fommige Landen tot zeer aangenaame Kaasjes
gemaakt wordt, gelyk uit die van Roquefort
in Vrankryk, en uit de TelTelfche Kaasjes
in de Nederlanden, ten overvloedeblykbaar is.
De Ongel. Het Smeer der Schaapen , dat men Ongel
noemt, is zeer verzagtende en tevensoploflende
de: men maakt ’er in veelerley Zalven en [. Afdeel.
Pleifters gebruik van : zy_ wordt ook wel in de XXXV.
Klyfteeren gemengd, tegen het Kolyk en de j ^ 0'
Roode Loop, en komt in veele Pomaden. De
Ouden hebben opgemerkt, dat alle herkaau-
wende Beeften Smeer hebben, dat is een har.
der foort van Vet, dan de andere Dieren; doch
eigentlyk kan men dit niet zeggen, dan van de
Schaapen en Geiten, en dat der Hameien overtreft
alle anderen niet alleen in hardheid, maar
ook in blankheid en goede hoedanigheden. Men
vindt hetzelve beft en overvloedigft by de Nieren
, omtrent de Staart, en het is door al het
Vleefch verfpreid. Het Bloed zelfs heeft ’er
een vry groote veelheid van en het Zaadvogt
is ’er zodanig mede beladen, dat het van een
geheel andere natuur fchynt te zyn, dan dat
der andere Dieren; alwaar het, uitgeworpen
zynde, niet ftolt of ftremt, maar in de Lugt
langs hoe vloeibaarer wordt: daar dat van den
Ram, in tegendeel, en waarfchynlyk van alle
die Ongel hebben, in de Lugt hard wordt als
Smeer en zyn geheele vloeibaarheid kwyt raakt,
zo dra het koud wordt.
De fmaak van ’t Lammeren-Vleefch , de fyn- Verfchei-
heid van de Wol der Schaapen, de veelheid vantlenheflen*
Ongel in de Hameien, ja zelfs de grootte en
zwaarte van ’t Lighaam deezer Beeften, verandert
grootelyks naar de verfchillendheid der
Landen. In Vrankryk zyn zy overvloedigft in
de Provintie van Berry; die omftreeks Beauvais
J.DEIO. III. Stuk. R 3 Zyü