I.Afdeel. Buik., boven de Teeldeeien , waar onder het
XXXX. Aarsgat is. De Staart, die waterpas legt, wan-
H o o f d - neer vifch zwemt, is eenigermaate gevorkt
STUK*
en breed, byna gelyk in de Makreel. De Rug
loopt een weinig fcherp, tot aan de Staart toe,
doch voor ’t overige is ’t L y f rondagtig. Dee-
ze korte befchryving der Lighaamsgefialte is
ppgemaakt uit de Waarneeming van den Heer
Artedi , die in de Maand November des Jaars
1734 zulk een Walvifch te Londen fchynt g e zien
te hebben.
Eigen- Voornaame Dierbefchryvers , gelyk Wil -
fchappen. loughby en Ra y v is dit geluk nimmer te beurt
'gevallen. Anderson mag onder degenen , die
van de Eigenfchappen van dit Zeemonfter fpree-
ken, wel een voornaame plaats bekleeden. De
byftere grootte van deezen Vifch , zegt hy ,
wiens Kop een derde deel uitmaakt van zyn ge-
Jieele L y f , houdt hem gemeenlyk in diep Water.
Hy vcrfcbynt zelden aan de Kullen en de
ontoeganglyke Afgronden aan den Noordpool
fchynen hem tot eene Wykplaats te verftrek-
ken. De Huid is glad en zwart, op fommigé
plaatfen met wit en geel gemarmeld , inzonderheid
aan de Vinnen en Staart, doch geheel wit
aan den Buik. De Vinnen zyn van v y f totagt
Voeten lang: de Staart, die waterpas legt, maar
aan de enden een weinig opwaards is gekromd,
maakende byna deé figuur van twee Halvemaa-
nen, heeft de breedte van drie of vier Vademen,
en haare fiagen zyn verfchrikkelyk, wanneer
de
de Vifch op zyde legt. Men befpeurt duidelyk, j, Afdeel.
dat de Staart het Werktuig is , ’t welk dit Mon- XXXX.
fier gebruikt om te zwemmen, alzo dezelve tot HoorD‘
S T U K .
een Wrikriem dient. Het is verbaazende te
zien, met welk een fnelheid dit logge Schepzel
de Golven klooft. De Walvifch bedient zig
van de Vinnen niet, dan om in ’t Water zig
om te wenden; maar het Wyfje maakt ’er ook
gebruik van, wanneer zy vlugt, om haare Jongen
met zig te neemen; die z y , als ’t ware,
met deeze Vinnen omarmt.
De Natuur heeft deeze Schepzelen niet on- Vernuft,
bedeeld gelaten van Vernuft, om voor hunne
Veiligheid te zorgen, en dit i s , zo men w il,
de reden, dat zy zig veelal onder ’t Ys onthouden
; maar die zelfde Moeder heeft hun geleerd,
agt te geeven op het behoud van hun Leven.
Immers, het is hun noodig van tyd tot tyd A-
dem te fcheppen buiten ’t Water, en om die
reden zoeken z y , zo ’t fchynt, onder de Ys-
velden plaatfen op, daar ’t Ys dun genoeg is ,
om van hun met den Kop te worden doorge-
llooten. Anders zouden zy, om Adem te fcheppen
, geduurig onder ’t Ys van daan moeten komen
, en zig bloot ftellen aan de vervolging.
Dat het eerlle waar is, getuigt Zorgdrager
gezien te hebben, en dat deeze VüTchen door
’t vervolgen fchuuw geworden zyn, meent hy
met reden daar uit te kunnen befluiten, dat de-
zelven zig thans niet meer aan den Zoom van ’c
Ys onthouden, maar in hetzelve zyn geweeken.
I. Djseu lil. Stuk. E êO