1. Afdeèu Brisson heeft van deezen Vifchvyf Soorten,
XXXXII. d'ewyl hy ’er nog twee voegt by de drie Soor-
Hoofo- ten van L innjeus. Ik zal van allen kortelyk
STUK. i
o_o orren. lp-reeken.
. I. ( i ) Dolphyn met het L y f omtrent Kegelvormig,
Bruinvifch een breede Rug, de Snoet eenigermaate Jlomp.
De Griekfche Naam Phookaina, dien Arifto-
teles gebruikt, zal miflchien van eenige gelyk-
heid, welke dit Dier met den Zeehond of Rob,
Phoka , heeft, af te leiden zyn. Anderen noemen
hetzelve Turjio. In ’t Franfeh geeft men
’er den naam aan van Marfouin, Souffleur of
Tunin. De eerfte is waarfchynlyk van ’t Hoog-
duitfche Woord Meerfchmcein, dat Zee-Varken
betekent, afkomftig; zo wel als de Deenfche
Marfuin, de Sweedfche Marfwin, endeNoor-
fche Marfuen of Nifer. Men noemt het in de
Noordfche Landen ook Timmeler, dat is Tuimelaar,
en Bruutkop, Springwal of Springer.
De Yslanders geeven ’er den naam van Suinhml
of Varken-Walvifch aan: de Engelfchen noemen
het Porpeffe en fomtyds Sea-Pork of Zee-
Varken. Onder de Nederlanders is het by den
Naam van Bruinvifch zeer bekend. Johnston
' heeft
(i) Delpbinus Corpore fubconiformi, Dorfolato, Ros. tro fubobrufo. A r t. Gen. 7■5’. Syn. 104. Faun. Suec. 266.
Syjf. Nat. VI. Phocxna fiye Turfio.Bell. Pisc. 16.Gesn,
Pisc. 711. Phocaena Rondeletii. R ond. Pi te. 473. Will.
Lbthyo l. 31. Raj. P isc, 13.
heeft ’e r , Tab. X L I , een goede Afbeelding
van gegeven.
De Bruinvifch heeft, volgens den Heer An-
d e r so n , eene langte van vyf tot agt Voeten. Geftalte#
De Snoet is kort en ftomp;- de Oogen zyn klein;
de Kaaken boven en onder met fcherpe Tanden
voorzien. Zyn kleur is zwart op de Rug en
wit aan den Buik, de Huid zeer glad. Op den
Kop heeft hy een Blaasgat, gelyk de Walvis-
fchen. Hy is met drie Vinnen voorzien , waar
van die op de Rug als een halve Maan hol Haat
naar agteren, en de Staart heeft de figuur van
een Zeilïen.
Deeze Vifch is in de NoordeKOceaan, in de Ei?en-
Ooftzee, ja byna in alle Zee-en van den Aard- pp
bodem, inzonderheid naby de Kullen, gemeen.
In het Kanaal worden z y , zo wel aan de En-
gelfche als aan de Franfche zyde, overvloedig
gevonden. Men vifcht ze aan de Kuft van
Ysland veel, om het Spek, waar van men aldaar
Thraan kookt, federt dat de Walviflchen,
door hunne fchuuwheid, van die Kullen zyn
geweeken. Doch het'is zeer moeielyk hun te
vangen, dewyl zy by uitltek vlug in t zwemmen
zyn; weshalve men daar toe flferke Netten
oebruikt, zo wyd van Maazen, dat de Vifch
j*er met den Kop door kan, doch met het L y f
daar in hangen blyft. Ook neemen de Yslanders
de gelegenheid waar, wanneer deeze Vis-
fchen verhongerd zyn op hunne prooy, die veelal
in Haringen beffaat, welken zy tot aan de
Kuf]* 1. B ïk i. lil. Stuk. ivULL