I. Afdeel. Plinius en Quintilianüs remandere. Ramen
XXX. wordt van gemelden Plinius en F estus die
*tük° C0* P‘aats ’c Lighaam gehceten , in welke de Spyze
eerft vergaderd en van waar zy weder ii^idén
Mond gebragt wordt, en deswegens hebben cle
Romeinen deeze werking Rmninatip 'genoemd,
fchoon de plaats , daar de Herkaauwing ge-
fchiedt, geenszins den haam van Ritmen draagt.
De Grieken noemden het meerukazein | mesra-
kaan, van ’t woord meeruksin, dat omrollen of
omwentelen betekent: dewyl de Spyze, onder
het herkaauwen, als in de Mond omgewenteld
wordt.
Ds vier De Dieren , in welken deeze Herkaauwing
iaa°e“ ’ plaats heeft , zyn daar toe met een zonderling
geitel van Ingewanden voorzien ; des men ge.
meenlykzegt, datzy vier Maagen hebben. De
èerfte, en ver de groot (te , wordt by de Grieken
Koilia, in ’ t Latyn Venter of Ingluvies genoemd
, en voert in ’t Franfch den naam van
Panfe, VHerbier, o f la Doublé, in ’t Engclfch
heet men ze Paneb of Ciid , by de Duitfchers
Wanjl, in ’t Neerduitfch de Pens. Z y is fa-
mengefleld uit een Vliezigen, Vleezigen, Zenuw
en Klier-Rok, en heeft verfcheidcn onge-
lykheden , die verdubbelingen zyn van den
Spieragtigen of Vleezigen Rok, gelyk de Heer
G rew heeft waargenomen. Dé tweede Maag,
in ’t Griekfch Kekrümaïon, in ’t Latyn Reticu-
lum, in ’t Franfch Refeau of Bonnet, in ’t Hoogduitfch
das Garn of die Mutje, is eigentlyk maar
een verlanging o f aanhangzel van de Pens, en [.Afdeel.
wordt in ft Engelfch Honey-comb of de Honig- X\'X.
raat geheten , om dat zy'van binnen in derge-
lyk^Celletjes of Hokjes is verdeeld, welke van
de Namur fchynen gefchikt te zyn , om ’t her-
kaauwde Voedzel op te houden , dat hetzelve
niet te fchielyk qvergaa in de derde..Maag, en
daar van milfchien wordt zy in ’c Neerduitfch
de Houwer o f naar de figuur dé M uts genoemd.
De derde Maag, die van de twee yoorgaanden
geheel is afgefcheiden , en ’er niet dan door
een naauwe operiing gemeenfehap mede heeft,
noemt men in ’t Latyn Omafus , in t Griekfch
Ecbinos , in ’t Engelfèh Feck. In 't Franfch
voert zy , van wegen haar inwendig maakzel,
den naam van Feuillet, Millet, Mellier of PJeaiu
tier, in ’t Hoogduitfch van Faltenmagen , Bucb
of Pfalter; dewyl haare Wanden uit een menigte
fma.lle Strooken, als Bladen van een Boek,
beftaan : in ’t Neerduitfch heet zy de Boek»
pens. Zy is grooter dan de Muts doch kleinder
dan de vierde Maag , die in ’t Latyn Abo-
masus, in ’t Griekfch Envfiron genoemd wordt,
in ’t Engeifeh Reed, in ’t Franfch la CaiUette, om
dat zy in de Kalveren het Stremfel van de Melk
bevat, en daarom wordt zy in ’t Hoogduitfch
Laab, in ’t Neerduitfch de L eb of Aoterfens
gcheeten.
Om nu te begrypen , op welk eene manier Man>?
de Verteering in deeze Dieren gefehiede, zo ' «ts»-
moet men weeten , dat de Keel of Slokdarm "
ï, Dc. e i. III-Stuk. A 2 dooi'»