I. A fd e e l . » de Neusgaten wydev open zyn, en aan ieder
XXXVIII.» zyde bepaald door twee groote uitpuilingen ,
Hoofd- sj waar jn de hollen van de zes Voortanden zig
TÜK' „ .bevinden. De oratrefc der Neusgaten is van
negen Duimen, en die der twee Oogholten,
„ welke twee aanmerkelyke uitpuilingen maa-
„ ken,-is van zeven Duimen. De diepte van
„ ieder opening, wederzyds geformeerd door
,, de- famenvoeging van het Jukbeen niet het
„ Wangebeen, is ten minfte tien Duimen, waar
uit men befluiten moet» dat de" Slaapfpieren
„ meer dan een half Voet dikte hebben, en
„ door haare famentrekkingaamde Onderkaak,
„ in het fluiten van den Bek, een ongemeene
s> kragt moeten byzetten. De figuur van de
„ Onderkaak komt genoegzaam o vereen met die
,, van de Bovenkaak, door haare breedte van
,, vooren, welke is van agt of negen Duimen,
„ op de hoogte van zes Duimen. Haare twee zy-
„ den, die in den Knokkel en het Kraaijebekfe
„ Uitftek eindigen, zyn zeer uitwykende, en
„ zeer uitgeftrekt,om meer kragt te geeven aan de
„ Kaauwfpieren. Deeze Kaak , omkort te gaan,
„ is veel mafltever dan de Bovenkaak., , om dat
■ dezes grootfteen fterkfte Tandèn van dit Dier
„ ter , byna geheel', fchuins zyn ingekaft , in zeer
„ diepe holligheden ”. < ■
DeTan- sS „ Van deeze zes Tanden zyn de twee midden.
* delften , die de plaats van Sny tanden beklee*
,, den, horizontaal geplaatft, rolrond, uitgë-
„ groefd en masfief, anderhalf Duim dik, heb-
„ ben-
,,. bende vier Duimen laagte, buiten, en zes i.Afdeel.
„ Duimen wortels binnen de Kaak. Die van XXXVIII.'
de Bovenkaak, op welken zy fluiten, in te-
„gendeel, hebben niet meer dan een half Duim
„ fchynbaare langte, en drie Duimen wortels ,
„ met eene dikte van drie vierden Duims. Dé
i, twee, die elk aan een zyde liaan van de twee
„ middelften der Onderkaak, en die ook de
„ plaats van Snytanden bekleeden, fteeken op
„ ’t hoogfte niet meer dan anderhalf Duim uit,
„ met de dikte van een half Duim, en Haan
„ tegen over twee dergelyken, wederzyds, in
„ de Bovenkaak. De tweeaanmerkelykfteTan-
„ den, ieder geplaatft op een hoek van den
„ voorkant' der Onderkaak , op de wyze van
„ Slagtanden, zyn halve Cirkels wyze gekromd,
„ even als dié der wilde Zwynen, en hebben
„ ieder vyf Duimen uitfteks, en eenen wortel,
die zeer fehuins ftaat, van agt Duimen lang-
„ te. Overdwars op de langte doorgezaagd zyn-
„ de, zou de Sneede een Driehoek vertoonen,
„ waar van ieder zyde ongevaar anderhalf Duim
„ hieldt. Die ter, in de Bovenkaak, tegenover
„ liaan, zyn op gelyke manier gekromd en uit-
„ gegroefd, hebbende niet meer dan een Duim
„ uitfteks en zes Duimen wortels. Deze vier
„ Tanden, op de hoeken van deKaakebeenen,
„ komen in plaats van Hondstanden, en nee-
„ men door hunne-famenvoeging, aan depïatf-
„ te zyde, den dienft waar van èigentlykéSny-
„ tanden. De genen,- die aan deeze vólgen', -
I. d&ei. in stwk, ,, Haan