I. Afdeel.ben Vleezige Zwemvinnen: de Staart is water-
XXXIX. pas plat, daar de andere Viflchen de Staart
Hoofd. ioocjregt; pIac hebben , zo dat dezelve, als zy STUK* ° r
Ali>emeenez'^ren^iT1^n 5 reg£overend in ’t water ftaat 5 doeh in
Kenteke- de Viflchen van deeze Klaflelegt zy vlak, én
,ien' hierom geeven ’er fommigen den naam van
Dwars-Staarten aan. Zy leeven altemaal geduu-
rig in de Z e e , en kannen op ’t Land niet in
leven blyven. Zy hebben, gelyk de Viervoetige
Dieren, twee Holligheden in ’t Hart; haaien
door de Longen adem; paaren, baaren levendige
Jongen en voeden dezelven met hun
Zog. Ten opzigt van ’t inwendig Geftel komen
zy grootendeels met de Viervoetige Dieren
overeen. Z y hebben altemaal, boven den Kop
of Snoet, een of twee Kanaalen, door welken
zy Water uitwerpen.
Kenmerk De E enhoorn-Visch , dien ik te yooren
van Jen Z e e -E enhoörn genoemd heb, is by L innjEüs
Vifeh. de eerfte in deeze Rang, en wordt door zyn
uitfteekende , zeer langen, regten Tand in de
Bovenkaak , van de Wal viflchen onderfcheiden.
B risson fchryft ’er twee Tanden aan toe, hoewel
hy erkent, dat men zeer zelden zodanig
een Vifeh met twee Tanden vindt, of het moeten
zeer jonge zyn, en dan hebben ze ’er al-
tyd twee, volgens Anderson. Sommigen fchry-
ven, dat ’er gevonden zyn, die deezen Tand
piet flangswyze gedraaid maar effen hebben
over de geheele langte, en dan zou het een
byzondere Soor$ kynnen zyn. van dit Geflagt.
Te-
Tegenwoordig kent men maar éene Soort van ^ Afdeel
E enhoorn-Vifeh, die, wegens deezen Tand of XXXIX.
Hoorn , by den Heer B risson Ceraiodon, by ^ ° 0FD-
L inn^ us Monodon geheten wordt. De Noordfche ^ ^
Volkeren Doemen hem N c irh w a l, de Groenlanders
T o w a c k , de Swcedcn Enborning. Vanfommige
Schryvers wordt hy ook Monoceros P i s c i s , U n i -
cornu marinum en L icorne de M e r getyteld (*,)•
Volgens, Bartholinus onthoudt zig deeze
Vifeh menigvuldig rondom Ysland, omtrcnc
Groenland, en in andere Noordelyke deelen
van den Atlantifchen Oceaan. T ulfiüs geeft
ons de Afbeelding van zulk een Vifeh, die in
den Jaare 1648, by Jan Maijen Eiland , dood in
Zee dryvende was gevonden, zynde door den
Chirurgyn van een Groenlandsvaarder afgete-.
kend. Deeze was agttien Voeten lang en twaalf
Voeten breed, zeer dik en vet. De Kop geleek
naar dien van een Karper: zyn Bek was
onder een uitfpringendeHoorn, van negen Voeten
lang, komende tuffehen de Beenderen van
de Bovenkaak omtrent op die plaats uit, daar
de Zaagvifch zyne Zaag uitfteekt; niet in ’t
midden van de Kaak, maar een weinig naar de
•jegter zyde. De Huid was bruin en onder de
Huid zat veel Spek, ’c welk rykelyk Traan gaf,
doch
M o n o d o n . A r t . Gen. 78. Syn. 108. Faun, Snee.
a<Si. Monoceros Fifcis. W il d . Ichth. 42. R a j . P»«.
«T Unicornu m aiinum . T u l p . Obs. Mei.. Libr. lV.Cap,
5?-
I , Dpel. l i l . Stuk. D d y