Het (leekt zyne Ooren op, gelyk een Paard , j . Afdeel.
wanneer het eenig Geraas hoort; zynbriefchenxxxvill.
zweemt ook veel naar dat der Paarden , d o c h i s j^ ™ -
veel derker, zo dat men hetzelve ver heen kan
hooren. Het heeft een fcherp Gezigt uit zyne
groote Oogen, die zig rood en vuurig vertoo-
nen, wanneer het in gramfchap is ontdoken,
en Alsdan daat zyn Gelaat verfchrikkelyk.
Schoon het natuurlyk niet tot befcnadigen ge-r
-neigd zy , egter, wanneer het aangetad- of gek
a f t , of zo van naby vervolgd wordt, dat
het niet in ’t Water kan wyken, keert het zig
verwoed tegen zyne Vyanden : doch dewyl.het
geen Hoornen, noch ander Wapentuig heeft ,
dan zyne Tanden en Pooten, is zyne Woede,
op ’t Land , weinig te dugten, ten minde nief
moeijelyk te vermyden. De voornaamdc kragt
van dit Dier heeft plaats in zyne Hals en Lenden.
Het loopt taamelyk fnel, doch zodanig
niet, of een Menfch, die vlug ter been is , kan
het met loopen ontkomen. Dit beveiligt de
Negers zeer, wanneer zy het Rivierpaard op
’t drooge aantaden, doch zyne Huid is zo hard,
inzonderheid op de Rug, aan den Hals en op
het bultende -der.Billen, datPylen, Slagmeffen
noch Musketkogels zelfs, ’er eenigzins door-,
booren kunnen, Tuffchen de Becnen, en onder
aan den Ruik, is dezelve veel zagter en daar
tragten de Jaagers-ditDier voornaamelyk te tred-
fen. Men krygt het niet gemakkelyk dood. D^
Ruropeaanen poogen, om het magtig te wor-
1^1 Stuk, C c 4 d e n *