XXXII.
Hoofdstuk.
Gebruik
van de
Moskei*
jaat.
agter de Navel geplaatft, hebbende de langte
van drie, de breedte van twee Duimen, en puilende
omtrent een Duim uit; hoewel men het,
wegens de langte van het Hair, daar het in zit,
niet zeer duidelyk kan zien. In de gedroogde
Vagt vondt men de Huid van dit Beursje zeer
hard , zo dat men die naauwlyks met een fcherp
Penneme-s doorfnyden kon : de zelfftandigheid
van ’t Moskcljaat, daar- in vervat, omtrent een
half Once zwaar, was nog vry week en vog-
t ig , tot walgens toe fterk van Reuk. Door de.
zelve liep een bogtig Vlies, als met een Zilverglans
blinkende, en de Stoffe zelf vertoonde
zig gelyk geronnen Bloed, beftaande, daar
zy droógft was, uit Korreltjes,, die', wanneer
menze doorkneedt, van binnen glinlterden. Men
had geen gaatje of opening ontdekt, waar door
iets vreemds in dit Beursje gebragt kon zyn ;
zo dat het Gevoelen der genen, die zig verbeelden,
dat de glanzigheid der Moskeijaat een
teken zy van derzelver vervalfching met Bokkenbloed,
hier door vervalt (*).
De deugd van de Moskeijaat is uit de krag-
tigheid van derzelver Reuk beft kenbaar, die
geen weergaa heeft in verfpreiding en duurzaamheid.
Sommigen hebben ’er ook groote
kragten aan toegefchreeven , tegen Flaauwten,
Opftyging, Benaauwdheid, Hartklopping, Duizeligheid
, en, om kort te gaan, allerley Kwaa-
H E T M ü S K U S - D i e R- 35
len van de Herkenen en Zenuwen: doch ’t is ï. Afdeel.
zeker, dat de Reuk in fommige Geitellen, in- XXXII.
zonderheid van Vrouwsperfoonen, zwaare Toe- Hoof°-
vallen kan verwekken. Hierom wordt zy', de-
wylmen z’ ’er altydby kan doen, thansgemeen-
lyk weg gelaten uit de famengeftelde Bereidingen
der Apotheeken, die, als ’er de Muskus in
is , eerft den naam van compleet voeren. Zy is
van ouds tot bevordering der Bevrugting aan-
gepreezen geweeft, en zy verwekt Bloedvloei-
jingen, in ’t byzonder uit de Neus. Indien iemand
een Wond gekreegen heeft in de Borft, ,
en hem worden eenige Greinen Muskus onder
de Tong gelegd, zegt Aren dat ’er aanftonds
Bloed zal komen uit de Wond. Men heeft ze,
federt eenigen tyd ook, op zig ze lf, in taame-
lyke veelheid, tegen de Vallende Ziekte en
andere Stuiptrekkingen, begonnen integeeven.
*><*«£•
X X X III. H O O F D S T U K .
Befchryving van ’t Geflagt der Herten , waar
onder de Kemel-Pardel, Eland, het Rendier,
Damhert, de Rhee en anderen behooren. Benige
Byzonderheden van de Herten-Jagt. Aanmerkingen
over ’t groeijen van derzelver Floornen,
en t menigvuldig gebruik dat men’er van maakt,
De Leevem-manier, Voortteeling en andere Ei-
genfehappen deezer Beejien.
I. Dkei, III Stuk C 2 De