L Afdeel.Mantel of Sinauw (ƒ), groote wilde o f Berg-
XXXIII. Zuuring (g ), Hazen-Latuuw ofBerg-Slaa, mee
Hoofd- y aauwe 5ioemen Ch), Zwarte Tarwkruid ( ij ,
Rendier-. BofchSras (*)» Berggras (Q, wilde Angelika
(m) , doove Stekels (?z); benevens een foort
van Braamen (o), Plant-Kornoelje (pj, alsook
de takken van Wilge- en Berkeboomen (*).
De Pyn- en Denneboomen, benevens veelerley
Veldgewaflen , zo die voor andere Beeften ook
fchadelyk zyn, gelyk de Wolfsklaauw, Wolfs-
befiën, fcherpe Boterbloemen,Standelkruid, enz.;
maar ook anderen, gelyk de He y, Hoefbladen,
Byvoet, Reine varen, enz., laaten zy liaan ( f) .
Dewyl, nu, een menigte van de gemelde Planten
op de Laplandfche Gebergten groeit, zo
hebben zy diestyds, wanneer de Veehoeders
met hun naar de Gebergten gaan, geen gebrek
aan Voeder. Dikwils worden geheele ftreeken
Bofch
(ƒ) A lch im illa vul^aris.
( e ) A c e to fa m ontana maxima. B a u h .
(b) L a d lu c a montana latifolia la d n ia t a , flo re coe ruleo.
T ournf.
(<) M e lam p y rum lureum anguftifo lium. B a u h .
( i ) G ram en n em orofum . A ira . L in n .
(/) G ram en m onianum A v e n a c eum fp ica tum . B a u h .
M e lic a . L in n . ..
(m) Imperatoria pratenfis major. Tournf.'„Angenca.
L inn.
(» ) Cirfium H e lenii fo i io , C ap itu lo m a gn o . V A iL L .C a r -
dui fp ecies. L in n .
(o) R u b u s paluftris fo liis R ib e s , fru £ tu e ru b r ® fia v e s -
cente. Chamaeniorus S u e v o rum .
(j>) C o rn u s herbacea. L in n .
(* ) Stokholmfe f^erband. T om . X I I . p . 9 &
(f) lAcad. Vol. IY. p. 15°-
Bofch in dit Geweft afgebrand, 't welk de In -1. Afdeeï,.
gezetenen voordeelig is, dewyl de Boeren daar XXXIil.
door goede Weiden voor hunne Koeijen en des r [, °PFD‘
Laplanders voor hunne Rendieren bekomen. Rendier:.
Maar in de Winter, wanneer beide Beelden en
Menfchen, wegens de Koude , van het Gebergte
in de Valeijen moeten nedertrekken , beklaa-
gen zy zig dikwils het afbranden deezer Bos-
fchen; dewyl zy fomtyds een menigte Boomen
omver dienen te hakken, om het Loof derzel-
ven o f de Boom-Mos, die aan de Takken groeit,
aan de Rendieren tot Spyze te geeven. Dit gebeurt
, wanneer een fchielyke Vorlt op veel Regen
en nat Weder in de Herfft volgt, waar door
het Land als met een Zoom van Ys overdekt
wordt ; zo dat de Rendieren hunne gewoone
Winterfpyze niet bekomen kunnen (I).
In dat Saizoen, wanneer het Aardryk bevroo- Het K o zen
en met Sneeuw bedekt is , beftaat hun ge- raala§Ms
woone Voedzel in een foort van takkig Mos,
zelden een Vinger lang, wit van kleur, dat op
de drooge Zandige of Steenagtige Gronden, zo
wel in Vrankryk, Duitfchland en de Nederlanden,
als in het Noorderdeel van Europa groeit. .
De Heer L innjEUS heeft het genoemd Heefterag-
tige Lichen , doorboord met gaatjes , zeer takkig, de
takjes knikkende: T oürnefort geeft hetzelve den
naam van Coralloides,en by T abernasmontanus is
het, onder den naam van wild Koraal-Mos, afgébeeld
(t) Stokholmfe Verband, als boven.
I Deel. IIIS tuk.