I, afdeel, lyk wy gezien hebben, tot het maaken van Stof-
XXXIV. fen gebezigd: ook mengt men het zeer veel
Hoofd- oncjer <}e paruiken; doch daar toe is inzonderheid
STUK*
Eoj.m de Baard of Sik in gebruik , welke in Engeland
fomtyds zeerlang en fraay is van kleur. De gedag-
te Schryver verhaalt, hoe hem verzekerd werdt, ■
dat de eenjaarige Baard van een Bok eens zo duur
verkogt was geworden, als een goed Schaap.
Het Smeer, Niet minder agting hebben fommigen voor het
de Drek Bokken-Smeer, ’t welk niet alleen in de famen-
en Vis. f\eBing van verfcheide Winkel-Zalven en Pleisters
komt, maar in de Klyfteeren tegen de Roo-
de Loop gemengd en zelfs ingégeven wordt in
een Wonddrank , tot hecling van de Verzwee-
ring der Darmen. S croderos pryft het aan,
als een byzonder Middel, tegen het pynlyk Wateren,
wanneer men het op de Navel ftrykt,
of in Zetpillen gebruikt tegen de Aambeijen.
Men zal ’er egter niet veel meer, dan van Schaa-
pen-Orgel, van behoeven te verwagten. En wat
het gebruik aanbelangt van den Drek, ’tzy in-
of uitwendig, en van de Pis, tot geneezing
van de'Waterzugt, (hoe breed ook fommigen
daar van opgeeven) wil ik liefft myn oordeel
opfchorten.
*rBokken Net Bokkenbloed, egter, is van ouds- her in
bloed. te groot een agtinge geweeft, dan dat ik my zou
durven onderwinden, om hetzelve te veragten,.
Men brengt het in menigte, uit de Gebergten
^ van Switzerland en Savoije, inVrankryk, zyn-
de gedroogd en toebereid Bloed der Steenbokken
ken of Gemfen; doch fommigen verbeelden zig,i. Afdeel.
dat het van de tamme Bokken beter z y , en XXXIV.
eenigen willen zelfs, dat dit Beeft, ten dien HooF°*
einde, een Maand lang, met geurige Kruiden, £ ,
als Pimpernel, Peterfelie, Seldery en dergely-
ken, gevoed moet zyn. Men laat vervolgens
zyn Bloed uit de Slagaderen ftroomen in een
wyde Kom of Bekken, om vry te kunnen uit-
waaferoen: dan laat men het in de Zonnefchyn,
of op éen zagt Vuur, droogen, en bewaart hetzelve
, gedroogd zynde, in Flefchjes, die wel
digt toegeftopt zyn, wanneer het veele Jaaren
goed blyft. In ’t algemeen wordt ’er eene by-
zondere kragt aan toegefchreeven, om het
Bloed, dat zig inwendig ergens in ’t Lighaam
verzameld heeft, en geftold is of geronnen, te
ontbinden: doeh de zaak is duifter en de uitwerking
zal niet gemakkelyk beweezen kunnen
worden. Even onbefchroomd ftelt men daar in
een fterke Zweetdryvende, TegengiftigeenOp-
lofiTende eigenfehap ; zonder op te merken , dat
dit Bloed, hoe Geeftig het ook geweeft mogt
zyn in het leevende Beeft, na de uitdamping
naauwlyks iets dan Aarde en een weinig Olie,
miiïchien ook eenig Zout, kan overhouden (*)
On-
(*) Men zal ’er, wel is waar, doot Deftülatiemetfterk
Vuur, taamelyk veel Geeft, Olie en vlug Zout uit kry-
gen; doch even dit zelfde komt uit Wit van Ey, waar
in, men egter zig niet verbeelden kan, eenige fcherp-
Jheid of vlugheid te zyn. Ik onderzoek thans niet, of
men men met reden eenig verfchil kan ftellen tuffehen het
gedroogde Bloed vae Bokken, en dat van Schaapeo ef
andere Dieren; ja tuffehen dat van tamme of gewoone en
I . Deel. 111 s^utc. Steen.