I. A fdeel. T 'v E hedendaagfche Dierbefchryvers flemméri
XXXIII. - L ' overeen, dat onder den Geflagtnaam van
stuk?™ * H e r t ook de Eland, ’t Rendier, Damhert en
Kenmer- Rheebok behooren, en zy verfchillen weinig in
ken* - - de Kenmerken , die dit Geflagt onderfeheiden
van dat der Bokken of Geiten , uitgenomen
K l e in , die op de Hoornen zo zeer geen agt
geeft, welker verbreeding , of uitfpreiding naar
boven , ’t voornaame Kenmerk is van dit Geflagt
; doch waarby nog komt, dat de Hoornen
niet hoi van binnen zyn, en jaarlyks vernieuwd
worden. Voortanden hebben deeze Beelden in
jde Bovenkaak geene, in de Onderkaak agt , en
geen Hondstanden , *dan fomtyds enkel ftaan-
de boven in de Bek. In alle de Soorten van dit
Geflagt, behalve ’t Groenlandfche Hert, de Ke-
mel-Pardel en het Rendier, zyn de Wyfjes zonder
Hoornen.
Soorten. K l e in telt maar v y f; B risson negen Soorten
van Herten : naamelyk het gewoone Hert, het
Duitfche met Maanen aan den Hals , die van
Kanada en Groenland , het Bourgondifche, de
Rhee , ’t Darm of Vaalhert, ’t Rendier en E-
land. De Heer L innaïus heeft agt Soorten,
die hier volgen.
T- ( i ) Hert met geheel enkele Hoornen , de. Poqr*
Pardalis.' P00ten % uitfiek lanS*
Kemel- De
» Pardel. (i) Cervus Cornibiis fimpliciffimis , Pedibusamidslon.
giflïmis. Syfi. Nat. Camelo Pardalis. Bellon. Itin. u p
R a j. Qaadr. 90. Hasselq^. .A ih Uj>fa l. i j $o.p. iy . Jtin,
203.
Dé Heer B risson maakt een byzonder Ge-i. Afdeel.
flagt van dit Dier, ’t welk hy plaatfl; in de eer- XXXIII.
fte Afdeeling van zynen vyfden Rang, beflaan- Booid-
de uit Dieren, die agt Snytanden in de Onder- hem* el,-
kaak en geene in de Bovenkaak hebben , met Pardel.
opftaande Hoornen ; zynde dit door de lacgte
zyner Voorpooten van het Geflagt der Bokken
o f Geiten onderfeheiden. De Heer K l e in Helt
het voor , als de tiende Soort in zyn Bokken-
Geflagt, ’t welk tot de Familie der Tweehoe-
'vige Dieren behoort; doch hy erkent, dat -hetzelve
, onder die met gefpleeten Hoeven, een
merkelyke Onregelmaatigheid veroorzaakt.
De Latynfche Naam, die uit de Woorden Nasm.
Camelus en Pardalis famengefteld is , en in ’ t
Hoogduitfch, Franfch en Neerduitfch, overgenomen
, zal ’er , om dat de geflalte naar een
Kemel en de gevlakte Huid naar die van een
Luipaard zweemt, aan gegeven zyn. By de I-
taliaanen noemt men ’t gemeenlyk Gyraffa,
onder de Arabieren Zurnapa, inPerfie Seraphah,
in Ethiopië Nabis en liratazin in Abyffinie, we.
gens de kleinte of dunte van zyn Staart. Het
was by de.Ouden bekend onder den Naapi van
Qvis fera of het wilde Schaap, om dat het onder
de Wilde Dieren in zagtzinnïgheid uitmunt.
Men wil dat het onder de Hebreen door het
Woord Zemer betekend werdt, en dan behoorde
het onder de reine Dierén, welken de Israë-
lïten eeten mogten (*).
’ Wei-
(*) Immers dit is in ’t Hebreeufch het laatfte Woord
F Deel, l i l Stuk, C 3 v%ns