T I
Smggmpg WÈ
VK
|i Ig g i |
XXXIII.
Hoofdstuk.
R en d ie r.
1|L‘
I. Afdeel, kunnen elkander daar niet vinden , dan door
middel van eenige merktekenen, aan deBoo-
men. gemaakt: de Rendieren zakken fomtyds
tot aan de Ooren in de Sneeuw, en, indien
men op zodanige plaatfen door een dikke
Sneeuwjagt overvallen werde, die daar zodanig
is , dat men geen twee Schreeden van zig af
kan zien , zo zou men onmooglyk den Weg kunnen
wedervinden, en onfeilbaar moeten fter-
ven, zo men geen Tenten by zig had, om
zig te befchutten voor de Sneeuw.
,, Toen wy te rug kwamen van Kengis, ge-
„ legen aan de OeVers van een Arm der Rivier
„ van Tornea, en zeer bekend wegens de Yzer-
,, Ovens, die men daar vindt; zo kwamen ons
„ (zegt de Heer Maupertuis) op de Rivier
„ verfcheide Karavaanen in ’t gemoet van Lap-
„ landers, die naar Pello de Huiden en Vifch
„ bragten, welken zy op de Markten van ’t
„ bovenfte Lapland geruild hadden met de
„ Kooplieden van Tornea. Deeze Karavaanen
,, beftaan uit lange Kettingen ,van Pulka's. Het
„ Rendier , dat de voorfte Sleede trekt, wordt
„ geleid door een Laplander te voet; aan die
,, Sleede is het tweéde Rendier vaft, en dus
„ tot dertig en veertig agtereen, loopende al-
„ temaal flipt in het Spoor, dat doordevoor-
„ fte Sleede in de Sneeuw gebaand is , endoor
,, de volgende al dieper en dieper gemaakt
„ wordt. Wanneer de Rendieren moede zyn,
s, en de Laplanders een plaats hebben uitgekoo-
„ zen
l l ü f
„ zen om zig te legeren , maaken zy een groo-I. Afdeel
,, ten kring van alle de Rendieren voor de Slee- XXXIH.
„ den gefpannen, aan welken het Mos wordt Hoo*-o-
„ uitgedeeld. Ieder Laplander gaat in de Sneeuw „
„ il eggen, mi-dTdi en op di e rRv i• v•i er, rondom een Rendier.
,, Vuur, dat zy daar aanfteeken, terwyl de
„ Vrouwluy en Kinderen Vifch gaan haaien uit
,, de Sleeden. Ook flaan zy fomtyds op het
,, Ys een foort van Hutten op : beflaande uit
„ grove Kleeden, die zy om Stokken -han-
„ gen, welken overend gezet zyn , zodanig dat
,, zy als een Mik te famen loopen. Men laat
,, het bovenfte open voor den uitgang van de
„ Rook, en binnen deeze Hutten, die een al-
„ lerkommerlykfte Wooning uitmaaken, met
„ de armoedigheid van deeze Natie overeen-
„ komftig, gaan zy leggen op uitgefpreide Ren-
„ dieren of Beeren-Vellen, eenPyp terooken;
„ leevende zo vergenoegd, naarden uiterly-
„ ken fchyn, als een Koning in zyn Paleis ” .
De Abt Outhier , die gemelden Heer op dee- ReJstogt
zen Togt verzelde, fpreekt van nog eenige aan- fchen'met
merkelykc Byzonderheden, die het reizen met Rendieren
de Rendieren betreffen. „ De Sleeden (zegt
hy,) waar van de Laplanders zig tot vervoe-
„ ring hunner Goederen bedienen, zyn v y fo f
„ zes Voeten, doch die, daar men mede reift,
„ maar vier Voeten lang: het voorfte end, of
,, de punt, is van boven met Planken digtge-
„ maakt, waar onder men deBeenen fteekt,
» en op die Planken is een Huid gefpykerd,
I. Deel. III Siiik, G 3 ,3,3 wel»