I. AFDEFX.foort van Arduin (leen z y , uit eene vetteen Sal-
XXXIV. peterige Aarde geformeerd, bekwaam om een
Hoofdstuk.
Qems,
kragtig Voedzel te geeven aan ftèrke Maagen,
die met genoegzaam Zuur voorzien zyn, om
zulke Stcenige doffen op te lollen. ’c Is my waar-
fchynlyker, dat die Steentjes dienen tot verbry-
zeling van byna onverteerbaare Houtfchors en
Boomtakken, of wat hetzy van dergelyke zelf-
dandighcid-, ’t welk deeze Beeden diestyds,
uit nood , tot Voedzel gebruiken. Ondertudchen
js ’t ligt te begrypen , dat z y , dus , Jn ’t Voorjaar
als Geraamten moeten zyn. De andere Gerr-
fen, die bruiner zyn en grooter, komen fom-
tyds tot aan den voet der Bergen neer, en ee-
ten ’s Winters de takken der jonge Denneboo-
men, ’t welk hun ook fchraal en mager maakt,
Z y zyn, in ’t algemeen, zeer fyn van Reuk,
en dit ’s de reden, dat de Jaagers zig altyd onder
den Wind houden. Op ’t end van den Zomer
zyn zy zeer vet.
Behalve de Menfchen hebben deGemfennog
andere Yyanden, die ’er veel van vernielen: de
Losfen naamelyk, welken ’er in deeze Gebergten
altoos zyn, hoe zeer men ook toelegt om
dezelven uit te roeijen, En wie zou zig verwonderen
, dat deeze Roofdieren zulke kleine
'Beeden overmeederen kunnen, daar zy het fom-
tyds de Herten doen. Men vondt in ’t jaar
17 18 , in ’t Gebergte van T iro l, een agtjaarig
Hert dood leggen met een L o s , dien hy, ter-
wyl dezelve hem pp de nek zat en in de Neus
beet,
Hunne
Yyanden.
beet, tegen een Rotsdeen dood gedooten hadt I. Afdeel.
of gefpitd met zyne Hoornen (*)• Bovendien XXXIV.
zyn ’er Arenden, genaamd Lammer-Gieren, die S^ ° 0FD'
ssig op eene vefwonderl.yke manier weeten mees- Qem
ter te maaken van Beeden, welke te zwaar zyn
@m van hun te worden door de Lugt gevoerd.
Als zy een Gems of Geit zien weiden op een
deilen Berg of,Rots, neemen zy hunne Vlugt
zo digt aan die Beeden, dat zy dezelven fom-
tyds, door verfchrikking, doen nedertuimelen
in den afgrond en te pletteren dorten: waar na
zy met 'gemak hunne prooy opklqiven.
Behalve in de Switzerfche en Savoifche Al- Voorttee
pen, vindt men ook veele Gemfen in de Ge- s'
bergten van Dauphiné, alwaar zy dikwils weiden
by troepen van vyftig teffens. Men verhaalt
als een blyk van hunne vreesagtigheid,
dat -’er altoos een vooruit gaat, die de Wagt
houdt, en> wanneer ’er onraad is of gevaar,
de anderen, door zeker geluid te maaken of ge-
fchrey , daar van verwittigt. Willende een nieuwe
Weide zoeken , en van de eene Rots óp
de andere overgaan , gehruiken z y . veel voor-
zigtigheid, om niet af te glippen; dewyl zy in
?t vallen zo veel befchutzel niet van de Hoornen
hebben , als de Steenbokken. Zy brqnden
byna de geheele Maand September door. De
Wyfjes draagen negen Maanden, en werpen
door-y
(*) RrDiNqER. Afbeelding daar van in Plaat. *Aug.
V in d . 17 J4.