I . A f d e e l , de beide Hertebokken, die van den Heer B r i s -
XXXIV. s o n by de Naamen van Afrikaanfche Gazelle en
H o o f d - Qazelle van Nieuw Spanje onderfcheiden wor.
STÜK. - r J
den ; hoewel deeze Schryver erkent, dat de
Afrikaanfche ook in- Nieuw Spanje huisvéft.
Deeze, zegt B r i s s o n , is door H e r n a n d e z ,
onder den naam van Algazel, behoorlyk afge-
beeld. Hy geeft ’er den Soortnaam aan, van
Bok, met de Hoornen rond, boogswyze krom,
van onderen tot boven toe byna geringd , aan 'den
top alleen glad en effen. Zy heeft, volgens hem,
de grootte van een Rhee. Het Hair is kort,
zagt op ’t aanraaken, vaal op de R u g , wit on,
der aan den Buik en in de Zyden, Het Beeft
heeft een taamelyk lange zwartagtige Staart,
een dikken Hals en zeer dunne Beenen, waar van
de agterften langer dan de voorften zyn: de
Ooren lang, breed en wyd open, van binnen
met ftreepen van witagtig Hair verfierd. De
Hoornen komen midden uit het Voorhoofd, tus-
fchen de beide Oogen; zy zyn een Voet lang,
rond, en boogswyze gekromd , byna van onderen
tot boven toe geringd; donkerbruin van
kleur.
G a z e lle Uit deeze belchryving zou men haaft denken,
van Nieuw dat de volgende meer overeenkomft had met de
pMJe' Afbeelding van het Afrikaanfche Beeft, welke
de Hoog geleerde Heer J. B u r m a n n u s my uit
zyne Verzameling van Afrikaanfche Dieren verleend
heeft: naamelyk de Gazelle van Nieuw
Spanje, aan welke B r i s s o n den Soortnaam geeft
| 1
van Bok met ronde Hoornen, in 't midden geboo-1. Afdeel.
gen, van den Wortel tot de bogt toe Slangswyze X X X I V .
gegroefd, van de bogt tot aan den top glad enef- P|"0FD’
fen. Deeze is , zegt hy , by Sera wel afge-
beeld , onder den Naam van Hert, Temamacama .
of Macatlchichiltic genaamd (*) ; doch Hernandez
geeft ’er een ondeugende figuur van. Zie
hier de Befchryving.
Zy hebben de grootte omtrent van een jong
Hert of Hertskalf. Het geheele L y f is bedekt
met bleek Kaftanie-bruin Hair , dat kort is , doch
langer aan de Staart. De Ooren zyn groot: de
Hoornen bleek zwart, rond, in t midden ge-
boogen, en tot aan de bogt toe Slangswyze gegroefd.
Men vindtze menigvuldig op de Rot-
fen en hooge Gebergten van Nieuw Spanje.
( l d ) Geit'met een knobbelagtig bondeltje Hair x .
op ’t Voorhoofd en een holligheid onder de Gr,mrn‘a-
Oogen.
De Heer B r i s s o n brengt dit Beeft in het Ge-
flagt der Chevrotains of ongehoornde Herten ;
miflèhien op ’t Gezag van R a j ü s , die zegt,
dat hetzelve, in de Afbeelding, welke hy ’er
van zag, geen Hoornen had; doch in de Afbeelding
, die men ’er van vindt in de gemelde
Ver-
( * ) S e b a . V o l. I . p . 6 9 . T ab . X L I I , F i g . 4 .
( 10 ) C ap ra C ap ite fa fc icu lo to p h o fo , c avitate in fra O o i -
lo s. Syfl. Nat. VI. C ap ra S y lv e f t r is A fr ic a n a Grirp-niu
R at. (P'U’ndr. 80.
O 4