24
I. Afdeel. ^ behelpen; 3. De Dromedaris, die bleeker
x x x i .
Hoofdstuk.
Hunne
Vlugheid.
is van kleur en fraaijer van Geftake dan de Ara-
bifche, leggende op éénen Dag meer vvegs af,
dan de ander in drie Dagen: 4. De Perfiaanfche
Kemel, ónderfcheiden van alle anderen , door
zyne twee Bulten op de Rug.
Men behoeft dan niet meer over den Naam
te twiflen : daar men weet dat deeze Kemel,
rpet twee Bulten , in fnelheid de Laftbeeften,
die men in de Karavaanen gebruikt , ver overtreft,
leggende wel vyf-en-dertig of veertig My-
len in een Dag a f, en gaande , tien of twaalf
Dagen agtereen, met die zelfde vlugheid voort.
Men vindt ’er die de Arabieren Grumazech noemen
, dienende in ’t Ooften voor Poftpaarden;
waar van men in Vrankryk twee gezien heeft,
welken de Groote Heer tot een Gefchenk
zondt aan den Koning.
Zie hier de Bëfchryving van dfen tweebulti-
gen Kemel, uit het Werk van den Heer B r is -
son. Hy is , van de top des Hoofds tot aan k
begin van de Staart, ongevaar agt Voeten lan,
de Kop heeft, van het uiterfte der Bovenlip tot
aan het Agterhoofd , de langte van drie-en-
twintig Duimen ; de Ooren van vier Duimen,
de Staart van twee Voeten. De voorfte Bult,
die grooter is dan de agterfte, komt zeven Voeten
boven den Grond. De Bovenlip is als in
een Haas gefpleeten. Het Hair der Bulten, op
den Kop en aan den Hals, is zeer lang; doch
gnders over k geheele L y f kort.- Hy,heeft zes
Eelt*
Lighaaras
g£ Halte.
Eeltagtigheden aan de Beenen, en eene aan de { .afdeel,
Borft, gelyk wy van den Kemel bevoorens ge- XXXI.
zeed hebben. Ook zyn de Voetzoolen even Hoofd-
als in die Soort, en de Tanden , gelyk in de
Kenmerken van dit Geflagt gemeld is.
De Dromedaris, die zig nu tien Jaaren ge-
'ïeoden te Parys bevondt, en gezegt werdt veertien
Jaaren oud te zyn, was, zonder de Bulten
te rekenen, zes Voeten hoog, en tien Voeten
lang. Hy hadt vier Neusgaten aan k end van
den Snoet,-; twee groote en daar onder twee
kleine, dienende tot de Ademhaaling: de Qo-
gen groot en uitipringende: het Voorhoofd plat
en breed , met kort Wollig Hair: de Ooren
kort en rond: den Hals zeer lang: de Kniejen
dik. De Voorpooten waren aan de Voetzoolen
van onderen weinig gefpleeten ; doch de
Agterpooten veel, omtrent als in een Os. Van
de bovenfte Kiezen, welken het Dier ’er we-
derzyds twee hadt, was de agterfte langer en
agterwaards krom geboogen , omtrent als de
Slagtanden van een Zwyn: de Tanden der Onderkaak
geleeken naar die van een Paard, gc-
lyk ook de Tong, doch’t Gehemelte wasruuw,
als dat van den Ezel. De Schaft, niet dikker
dan een Schryfpen, maar zeer lang, was agterwaards
gekeerd, zo dat het Water boogswyze
naar agteren geloosd werdt: egter merkte men
aan, dat de Schaft zig zo wel voor- als agterwaards
kromde. De Ballen, een weinig onder
de Staart geplaatfl: , vertoonden zig in de
I.Öètei. i n siuk. B b 5 Brons